Vrijheid van meningsuiting versus aanzetten tot haat: waar ligt de grens bij politieke kritiek?

Inleiding

Op 6 december 2024 sprak het Hof van Beroep te Antwerpen een arrest uit in een zaak die raakt aan de fundamentele vraag: waar ligt de grens tussen geoorloofde politieke kritiek en strafbaar aanzetten tot haat of geweld? Het arrest biedt waardevolle inzichten in hoe rechters deze delicate afweging maken en welke criteria ze daarbij hanteren.

Feiten van de zaak

De zaak draaide rond beklaagde G.V.M., die werd vervolgd voor het aanzetten tot haat of geweld jegens Z.M. wegens haar afkomst of nationale of etnische afstamming. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 20, 2° van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden (de “Antiracismewet”), in combinatie met artikel 444 van het Strafwetboek.

Concreet betrof de tenlastelegging het plaatsen of laten plaatsen en behouden van:

  • Een artikel met bijhorende foto “Z.M., de nieuwe woordvoerder van de Open Vld” op de website Tscheldt.
  • Verschillende foto’s met bijschriften op de Twitter- en Facebookpagina van Tscheldt, waarbij steeds werd verwezen naar Z.M. als “nieuwe woordvoerder van de Open Vld”

Het artikel bekritiseerde de politieke partij Open VLD en in het bijzonder E.L. Hierbij werd Z.M. ter sprake gebracht als zijn nieuwe persverantwoordelijke. Bij het artikel werd een foto van Z.M. geplaatst, gekleed in een zwarte chador, met daarbij een verwijzing naar Irak als “haar eigenlijke thuisland”, waar ze volgens het artikel een aantal jaar voordien met subsidies naartoe was gegaan.

Verder stelde het artikel dat Z.M. samen met B.S. en S.E.K. het hart zou vormen van een “zeer diverse” politieke partij, waarbij hen verweten werd niet te willen praten met “24% van de Vlamingen die volgens hen te conservatief, te rechts, te racistisch, te nazistisch, te boos of te blank zijn.”

Wettelijk kader

De tenlastelegging was gebaseerd op:

  1. Artikel 20, 2° van de Wet van 30 juli 1981, dat strafbaar stelt: “hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden, aanzet tot haat of geweld jegens een persoon wegens een van de beschermde criteria bedoeld in artikel 4, 4°, en dit, zelfs buiten de in artikel 5 bedoelde domeinen.
  2. Artikel 4, 4° van dezelfde wet, dat de “beschermde criteria” definieert, waaronder “afkomst of nationale of etnische afstamming“.
  3. Artikel 444 van het Strafwetboek, dat de omstandigheden specificeert waarin bepaalde uitingen strafbaar kunnen zijn.
  4. Artikel 66 van het Strafwetboek, dat betrekking heeft op daderschap en medeplichtigheid.

Beoordeling door het hof

Verantwoordelijkheid voor de publicatie

Het Hof stelde vast dat uit de “dossiergegevens wel degelijk blijkt dat beklaagde G.V.M. de feitelijke beheerder betreft met volledige zeggenschap over de inhoud van de website, twitter- en facebookpagina van T.

Het Hof verwees hierbij naar “uitgebreide en pertinente motieven van de eerste rechter” en benadrukte expliciet dat het “irrelevant is dat beklaagde G.V.M. niet de eigenlijke auteur betrof van het artikel in kwestie.”

Beoordeling van de inhoud en het bijzonder opzet

Het Hof onderzocht vervolgens of de publicatie kon worden beschouwd als aanzetten tot haat of geweld. Hierbij werd bijzondere aandacht besteed aan de vraag of er sprake was van een “bijzonder opzet“.

Het Hof stelde vast dat “de keuze om in kwestieus artikel een foto van Z.M. te plaatsen waarbij zij gekleed is in een zwarte chador met daarbij het opschrift ‘haar eigenlijke thuisland’ wel degelijk een doelbewuste provocerende en polariserende keuze was waarbij de nadruk op haar afkomst werd gelegd.

Desondanks oordeelde het Hof dat dit op zich, in het licht van het volledige artikel, niet volstond om “boven elke redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat het publiceren van deze tekst en foto werkelijk de bedoeling had aan te zetten tot haat of geweld jegens de burgerlijke partij.” Het Hof merkte op dat het artikel in essentie de politieke partij Open VLD zelf op de korrel nam, en dat de bewuste foto van Z.M. in Irak “niet lukraak gekozen” was, maar aansloot bij een gedeelte van de inhoud over haar reis naar Irak.

Het Hof formuleerde een belangrijke rechtsregel over het bijzonder opzet:

Aanzetten tot haat en geweld jegens een persoon op basis van zijn of haar afkomst vereist om strafbaar te zijn een bijzonder opzet, namelijk de bijzondere wil om aan te zetten tot haat of geweld. Dit bijzonder opzet veronderstelt dat de dader zich ervan bewust is dat hij anderen kon aanzetten tot discriminatie, haat of geweld en dat hij dit desalniettemin kwaadwillig nastreefde.”

Het Hof benadrukte dat “niet elk kritisch of zelfs venijnig geschreven artikel noodzakelijkerwijs aanzetten tot haat” impliceert, en dat bij afwezigheid van dit bijzonder opzet het artikel onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting valt.

In deze concrete zaak oordeelde het Hof dat het artikel “tot doel had bij het publiek eerder gevoelens van misprijzen op te wekken tegen de gang van zaken bij Open Vld en niet zozeer opzichtens de burgerlijke partij.

Het Hof erkende dat er naar aanleiding van het artikel “vele haatdragende en racistische opmerkingen” door lezers werden geuit, die “absoluut verwerpelijk” waren en wél aanzetten tot haat en geweld jegens de burgerlijke partij, maar merkte op dat beklaagde G.V.M. hiervoor door de raadkamer buiten vervolging was gesteld.

Het Hof verwees ook naar het principe dat twijfel in het voordeel van de beklaagde speelt.

Beslissing

Op basis van deze analyse sprak het Hof beklaagde G.V.M. vrij van de tenlastelegging van aanzetten tot haat of geweld wegens afkomst of nationale of etnische afstamming.

Juridische implicaties

Dit arrest bevestigt verschillende belangrijke juridische principes:

  1. Hoge drempel voor strafbaarheid: Er bestaat een hoge drempel voor het strafbaar stellen van uitingen die mogelijk kunnen worden beschouwd als aanzetten tot haat of geweld. Het vereiste van een bijzonder opzet zorgt ervoor dat niet elke provocerende of polariserende uiting strafbaar is.
  2. Bescherming van vrijheid van meningsuiting: De rechter hecht groot belang aan het beschermen van de vrijheid van meningsuiting, vooral in een politieke context. Kritiek op politieke partijen en figuren geniet ruime bescherming.
  3. Verantwoordelijkheid van beheerders: Beheerders van websites of sociale media-accounts kunnen aansprakelijk worden gesteld voor de content die zij publiceren of laten publiceren, ook als zij niet de eigenlijke auteurs zijn.
  4. Integrale beoordeling van uitingen: Uitingen worden beoordeeld in hun gehele context, waarbij gekeken wordt naar het doel en de strekking van het geheel, niet alleen naar geïsoleerde delen.
  5. Onderscheid tussen kritiek en aanzetten tot haat: Het arrest maakt een belangrijk onderscheid tussen kritische of zelfs venijnige uitingen enerzijds, en het aanzetten tot haat of geweld anderzijds. Niet elke provocerende of polariserende uiting is strafbaar.

Praktische implicaties en aanbevelingen

Voor media, bloggers, en beheerders van websites of sociale media-accounts heeft dit arrest belangrijke implicaties:

  1. Verantwoordelijkheid als beheerder: Als beheerder van een online platform bent u mogelijk juridisch verantwoordelijk voor alle content die daarop verschijnt, ook als u niet zelf de auteur bent. Dit vereist een actieve monitoring en moderatie van uw platforms. Onder bepaalde vooraarden kunnen sommige beheerders die geen actieve rol spelen zich wel beroepen op een vrijstelling van aansprakelijkheid conform de DSA.
  2. Voorzichtigheid met beelden en teksten over afkomst: Wees voorzichtig met het gebruik van beelden en teksten die de nadruk leggen op iemands afkomst, etniciteit of religie, vooral in combinatie met politieke kritiek.
  3. Context en doel van publicaties: Overweeg steeds de algemene context en het doel van uw publicaties. Een legitiem politiek doel kan bijdragen aan de bescherming onder de vrijheid van meningsuiting.
  4. Moderatie van reacties: Wees alert op reacties van lezers die mogelijk wel aanzetten tot haat of geweld. Zelfs als u als beheerder niet vervolgd wordt voor het oorspronkelijke artikel, kunnen zulke reacties problematisch zijn.
  5. Documentatie van beslissingen: Documenteer uw redactionele beslissingen, vooral bij potentieel controversiële publicaties, om indien nodig uw intenties te kunnen aantonen.

Conclusie

Dit arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen illustreert de delicate balans tussen het beschermen van de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het bestrijden van haatzaaiende uitlatingen anderzijds. De hoge bewijsdrempel voor het aantonen van het bijzonder opzet bij het aanzetten tot haat of geweld bevestigt het belang dat onze rechtsstaat hecht aan het recht op vrije meningsuiting, zelfs wanneer die uitingen provocerend of polariserend kunnen zijn.

Tegelijkertijd bevestigt het arrest de verantwoordelijkheid van beheerders van online platforms voor de content die zij publiceren of laten publiceren, wat een belangrijke overweging is voor iedereen die actief is in de digitale mediawereld.

Of u nu een websitebeheerder bent die bezorgd is over aansprakelijkheid, een journalist die de grenzen van politieke berichtgeving wil kennen, of iemand die mogelijk het slachtoffer is van haatzaaiende uitlatingen – onze experts in mediarecht en discriminatiewetgeving bieden u persoonlijk en professioneel advies.


Joris Deene

Advocaat-partner bij Everest Advocaten

Contact

Vragen? Advies nodig?
Neem contact op met Advocaat Joris Deene.

Telefoon: 09/280.20.68
E-mail: joris.deene@everest-law.be

Topics