In een tijdperk waarin (digitale) media een ongekende impact hebben op de reputatie van individuen en organisaties, is het recht van antwoord een essentieel instrument voor wie zich benadeeld voelt door een publieke publicatie. Het recht van antwoord biedt immer juridische waarborgen voor reputatieherstel in de media en dient dus als een juridisch tegengewicht voor media-aantijgingen.
Maar wat houdt dit recht precies in? Wie kan zich erop beroepen, en onder welke voorwaarden? Hieronder lichten we het Belgische recht van antwoord toe.
1. Wat is het recht van antwoord?
Het recht van antwoord is een wettelijk gewaarborgd middel dat toelaat te reageren op informatie die in de pers of via audiovisuele media werd verspreid, wanneer deze informatie uw reputatie, eer of belangen aantast. Het is geen uitzondering op de persvrijheid, maar een aanvulling erop die zorgt voor een evenwichtige communicatie. Zoals het Arbitragehof het destijds stelde is het recht van antwoord “een rechtsinstituut ter bescherming van de persoon dat een noodzakelijk gevolg is van de persvrijheid en de vrije meningsuiting.”
Het recht van antwoord biedt elke natuurlijke of rechtspersoon de mogelijkheid om onjuiste of onevenwichtige informatie te corrigeren.
2. Wettelijke grondslag
Het recht van antwoord wordt geregeld door:
- de federale wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord (de Antwoordrechtwet), van toepassing op de geschreven pers en audiovisueel middelen in de Duitstalige gemeenschap;
- het decreet betreffende radio-omroep en televisie van 27 maart 2009 (Mediadecreet) voor de audiovisuele media in de Vlaamse Gemeenschap;
- de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, die een recht op weerwoord bevestigt ten aanzien van televisie uitzendingen in de EU;
- gelijkaardige regelgeving in de Franse Gemeenschap voor radio en televisie.
3. Recht van antwoord in periodieke geschriften
3.1. Wat is een periodiek geschrift?
Allerhande vormen periodiek drukwerk (bijvoorbeeld een krant, magazine, reclamefolder) kunnen als periodiek geschrift gelden.
3.2. Wie heeft recht op antwoord?
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die bij naam is genoemd of impliciet is aangewezen in een periodiek geschrift, kan een kosteloos antwoord eisen. Het is niet vereist dat de vermelding foutief of lasterlijk is, noch dat er een rechtmatig belang wordt aangetoond. Het volstaat dat men genoemd of herkenbaar is.
3.3. Inhoudelijke en vormelijke vereisten
De antwoordtekst:
- moet in direct verband staan met de bestreden publicatie;
- mag niet beledigend zijn of strijdig met wet of goede zeden;
- mag derden niet onnodig betrekken;
- moet in dezelfde taal opgesteld zijn;
- moet beperkt blijven tot 1.000 letters of de dubbele ruimte van het oorspronkelijke artikel.
Replieken op wetenschappelijke, artistieke of letterkundige kritiek zijn slechts beperkt mogelijk wanneer het doel is een zakelijk element recht te zetten of een aantasting van de eer af te weren.
3.4. Procedure en termijnen
- De aanvraag moet binnen drie maanden na publicatie worden ingediend bij de uitgever of redactie.
- publicatie van het antwoord moet gebeuren binnen twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag, in het eerstvolgende nummer, op dezelfde plaats en in hetzelfde lettertype.
3.5. Sancties bij weigering
Weigering is enkel toegelaten bij schending van de bovenstaande voorwaarden.
Weigering, onvolledige publicatie, of laattijdige inlassing kunnen strafrechtelijk gesanctioneerd worden als wanbedrijf.
Bij geschil kan de betrokkene klacht neerleggen of dagvaarden voor de bevoegde correctionele rechtbank of in kortgeding via de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarbij geschillen worden behandeld met absolute voorrang.
4. Recht van antwoord in de audiovisuele media in Vlaanderen
4.1. Televisie uitzendingen?
Het recht op antwoord geldt voor zowel lineaire als niet-lineaire omroepdiensten.
4.2. Wie heeft recht op antwoord?
Elke natuurlijke of rechtspersoon wiens rechtmatige belangen, zoals aanzien en reputatie, zijn aangetast door een onjuiste bewering in een programma, heeft het recht om een kosteloos antwoord te laten opnemen.
Een antwoord hoeft niet te worden opgenomen als:
- Er vrijwillig een bevredigende rechtzetting is aangebracht.
- Tijdens de uitzending al een recht van weerwoord is verleend.
Indien de verzoeker de rechtzetting niet bevredigend acht en aan de voorwaarden voldoet, kan hij alsnog gebruikmaken van het recht van antwoord.
4.3. Inhoudelijke en vormelijke vereisten
Het antwoord moet in dezelfde taal zijn als de oorspronkelijke uitzending, rechtstreeks verband houden met de betwiste informatie, niet beledigend zijn, niet in strijd met de wet of goede zeden, en mag geen derden onnodig betrekken.
De duur van het antwoord is beperkt tot wat strikt noodzakelijk is en moet in maximaal drie minuten kunnen worden voorgelezen of mag uit maximaal 4.500 tekens bestaan.
4.4. Procedure en termijnen
Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend binnen een maand na de eerste uitzending (voor lineaire omroepdiensten) of vanaf de eerste dag dat het programma beschikbaar is voor de gebruiker (voor niet-lineaire omroepdiensten).
Het verzoek moet onder andere bevatten:
- Identificatiegegevens van de verzoeker.
- Nauwkeurige informatie over de omroeporganisatie, het betreffende programma en de betwiste informatie.
- Het bewijs dat aan de voorwaarden is voldaan.
- De handtekening van de verzoeker.
- De tekst van het antwoord.
Voor lineaire omroepdiensten moet het antwoord worden opgenomen in de eerstvolgende uitzending van hetzelfde programma na een termijn van twee werkdagen. Als er binnen veertien dagen geen uitzending gepland is, moet het antwoord binnen die termijn op een voor het publiek toegankelijk uur worden uitgezonden. Voor niet-lineaire omroepdiensten wordt het antwoord vastgehecht aan het betrokken programma binnen twee werkdagen na ontvangst.
Het antwoord moet integraal en zonder tussenvoeging worden uitgezonden, op een wijze die zoveel mogelijk overeenstemt met de oorspronkelijke uitzending. De verzoeker krijgt geen toegang tot de technische installaties van de omroeporganisatie.
4.5. Sancties bij weigering
Een weigering om het antwoord op te nemen moet binnen vier werkdagen na ontvangst van het verzoek schriftelijk en gemotiveerd aan de verzoeker worden meegedeeld.
De omroeporganisatie kan binnen dezelfde termijn een tegenvoorstel doen. Als de verzoeker hier niet binnen vijftien dagen op reageert, wordt het tegenvoorstel als aanvaard beschouwd.
Geschillen over het recht van antwoord behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die oordeelt zoals in kort geding. De verzoeker moet de zaak binnen een maand aanhangig maken.
5. Het recht van mededeling
Naast het antwoordrecht bestaat ook het recht van mededeling. Dit recht biedt personen die in een omroepprogramma als verdachte, beklaagde of beschuldigde worden genoemd, herkenbaar in beeld zijn gebracht of impliciet zijn aangewezen, de mogelijkheid om kosteloos een mededeling te laten uitzenden. Dit recht kan worden uitgeoefend na een beslissing tot buitenvervolgingstelling of vrijspraak die niet meer vatbaar is voor verzet, hoger beroep of cassatie.
De aanvraag moet binnen drie maanden na de definitieve beslissing worden ingediend. De tekst bevat uitsluitend objectieve gegevens over de vrijspraak en mag niet worden geweigerd tenzij ze niet aan de wettelijke vormvereisten voldoet.
6. Besluit
Het recht van antwoord vormt een belangrijk evenwicht in het spanningsveld tussen persvrijheid en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De wetgever voorziet in duidelijke waarborgen en procedureregels die snelle, effectieve en proportionele rechtsbescherming bieden. Voor personen of organisaties die onheus in beeld zijn gebracht, biedt het recht van antwoord – en desgevallend het recht van mededeling – een krachtig juridisch instrument tot reputatieherstel.