In een arrest van 19 december 2024 heeft het Hof van Beroep te Gent een uitspraak gedaan over de balans tussen het recht op vergetelheid enerzijds en de persvrijheid anderzijds. Deze zaak raakt aan fundamentele vraagstukken die in het digitale tijdperk steeds relevanter worden: hoe lang mag informatie over een persoon online beschikbaar blijven, en onder welke voorwaarden kan iemand eisen dat deze informatie wordt verwijderd of aangepast?
De feiten en procedurele voorgeschiedenis
De zaak draait om T.M., een ondernemer die in september 2013 de “Natanschool” oprichtte – een onderwijsinstelling die tot doel had kinderen van jongs af aan ondernemingszin bij te brengen. De school droeg de naam van het Belgische modehuis Natan, waarvan eigenaar Edouard Vermeulen samen met een bekende econoom (G.N.) het peterschap over de school had aanvaard.
Slechts enkele maanden na de opening, in december 2013, werd een inspectie bevolen door de toenmalige minister van onderwijs. Ondanks een naamsverandering naar “Tom College” (wat stond voor “Traditioneel Ondernemend en Muzisch”), trok de Vlaamse Regering in juli 2014 de erkenning van de school in na een negatief rapport van de onderwijsinspectie.
DPG Media publiceerde in die periode meerdere artikelen over de school in Het Laatste Nieuws (4 maart, 4 april en 22 juli 2014) en één artikel in De Morgen (30 december 2013). Deze artikelen beschreven de problematische start en uiteindelijke sluiting van de school. Belangrijk om op te merken is dat T.M. destijds niet reageerde op de inhoud van deze publicaties en de juistheid ervan niet betwistte.
Zeven jaar later, op 17 september 2021, stuurde T.M.’s advocaat een ingebrekestelling naar DPG Media met het verzoek om de artikelen uit het online archief te verwijderen of op zijn minst te anonimiseren. T.M. argumenteerde dat de artikelen hem “aanzienlijke schade” bezorgden, zowel op professioneel als persoonlijk vlak. DPG Media weigerde op dit verzoek in te gaan.
In de tussentijd had T.M. in 2017 samen met zijn echtgenote een nieuwe organisatie opgericht: VZW Huis van Ben, een cohousingproject voor jongeren met autisme. Na klachten van ouders en tussenkomst van het OCMW Turnhout werd in 2020 een gerechtelijk onderzoek gestart. De VZW werd in november 2020 failliet verklaard, en in februari 2024 werd T.M. door de correctionele rechtbank van Turnhout veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden (waarvan de helft met uitstel), een geldboete van 12.000 euro en een beroepsverbod van 10 jaar wegens onder meer misbruik van kwetsbare personen, oplichting en misbruik van vertrouwen.
Het juridisch kader: een botsing van fundamentele rechten
Het Hof van Beroep stond voor de taak om verschillende fundamentele rechten tegen elkaar af te wegen:
- Het recht op gegevenswissing (artikel 17 AVG): Ook bekend als het “recht op vergetelheid”, geeft dit betrokkenen het recht om hun persoonsgegevens te laten verwijderen wanneer deze niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze verzameld werden. Het Hof benadrukte echter dat dit recht niet absoluut is. Artikel 17, lid 3 AVG bepaalt expliciet dat dit recht niet van toepassing is voor zover verwerking nodig is “voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie.”
- Het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie (artikel 10 EVRM en artikel 19 GW): Dit beschermt de persvrijheid als essentieel onderdeel van een democratische samenleving. Het Hof verwees naar vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die bevestigt dat het recht op informatie niet beperkt is tot actuele gebeurtenissen. Het Hof citeerde onder meer de EHRM-zaak Węgrzynowski en Smolczewski t. Polen, waarin werd gesteld dat “het niet de taak van de rechterlijke macht is om zich bezig te houden met het herschrijven van de geschiedenis.”
- Het recht op privacy (artikel 8 EVRM): Dit beschermt het privéleven van personen tegen ongerechtvaardigde inmenging. Het Hof moest beoordelen of de beperking van dit recht in het belang van de persvrijheid proportioneel was.
- Het recht op afbeelding (artikel XI.174 WER): Dit vereist in principe toestemming van de geportretteerde voor publicatie van diens beeltenis. Het Hof merkte echter op dat deze toestemming niet aan vormvereisten is onderworpen en dus ook stilzwijgend kan worden gegeven. Bovendien gelden voor “publieke figuren” andere normen.
- De Code van de Raad voor de Journalistiek: Hoewel niet bindend, verwees het Hof ook naar de richtlijnen bij artikelen 22 en 23 van deze code, die stellen dat “het maatschappelijk belang van zo volledig mogelijke archieven” en “het recht op informatie” in principe zwaarder doorwegen dan het belang dat personen kunnen hebben bij het verwijderen of aanpassen van gearchiveerde artikelen.
Deze rechten moeten niet alleen naast elkaar worden gelezen, maar ook in samenhang met Overweging 153 van de AVG, die benadrukt dat “de regels betreffende de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van journalistieke, academische, artistieke en/of literaire uitdrukkingsvormen in overeenstemming moeten worden gebracht met het recht op bescherming van persoonsgegevens.“
De grondige belangenafweging door het Hof
Het Hof ontwikkelde een gedetailleerde analyse om te bepalen of de gevraagde beperking van de persvrijheid (verwijdering of anonimisering van artikelen) beantwoordde aan een “dwingende sociale noodwendigheid“. Voor deze afweging hanteerde het Hof een reeks criteria ontleend aan de jurisprudentie van het EHRM (met name de zaak Von Hannover t. Duitsland):
- Bijdrage aan een debat van algemeen belang Het Hof benadrukte dat de artikelen over de Natanschool wel degelijk een maatschappelijk belang dienden. Het ging om een onderwijsproject dat publieke middelen gebruikte en actief de media-aandacht opzocht. Het Hof stelde: “De wijze waarop de Natanschool werd georganiseerd heeft verder wel degelijk een maatschappelijk belang. Het betrof een project in de sector van het onderwijs, een zeer relevante sector. Bij de school en het beleid ervan werden veel vraagtekens geplaatst.” Cruciaal was de overweging dat de artikelen, hoewel daterend uit 2014, ook jaren later nog relevant bleven: “Mede in het licht van deze ‘nieuwe feiten’ (waarvoor op heden weliswaar nog het vermoeden van onschuld geldt, gelet op het hoger beroep dat werd aangetekend tegen de veroordeling) zijn de in het kader van deze procedure door T.M. geviseerde artikelen nog steeds maatschappelijk relevant.”
- Status als publiek figuur Het Hof definieerde een publiek figuur als “een persoon die een openbaar ambt uitoefent of publieke middelen gebruikt, en meer algemeen iedereen die een rol speelt in het openbare leven, zowel in de politiek, de economie, de kunst, media, sport, of elk ander domein”. Het Hof concludeerde dat T.M. inderdaad een publiek figuur was, gezien zijn talrijke initiatieven en functies. Uit de stukken bleek dat hij onder meer voorzitter was geweest van de Europese Stichting voor de Rechten van het Kind, het Jongerenparlement, Kinderambassadeur in Moerzeke en oprichter van verschillende kindergemeenteraden. Het Hof citeerde zelfs een uitspraak van een 12-jarige Conner Rousseau uit 2005, die stelde dat T.M. vooral de bedoeling had “om zelf zo dikwijls mogelijk op tv te komen”. Het Hof oordeelde daarom: “T.M. mag zijn anonimiteit nu niet plots gaan opeisen omdat het project, waaromtrent hij zélf de media-aandacht opzocht, niet succesvol is gebleken. Dit zou leiden tot onvolledige archieven.”
- Inhoud, vorm en impact van de publicatie Het Hof hechtte groot belang aan het feit dat T.M. de inhoud van de artikelen nooit had betwist ten tijde van publicatie: “Dat T.M. stilzwijgend zijn toestemming heeft gegeven met de publicatie van zijn foto blijkt uit de (pers)aandacht die hij actief trok, de bewuste pose die hij op de foto’s aanneemt alsmede het totale gebrek aan protest bij publicatie, kort daarna én zelfs in eerste aanleg.” Het Hof stelde bovendien dat er geen aanwijzingen waren dat de berichtgeving niet waarheidsgetrouw zou zijn. De artikelen kwamen overeen met berichtgeving in andere media over dezelfde kwestie.
- Verkregen informatie en waarheidsgetrouwheid Het Hof beoordeelde ook de manier waarop DPG Media aan haar informatie was gekomen en de betrouwbaarheid ervan. Het feit dat de “peters” van de school (Edouard Vermeulen en G.N.) zich snel distantieerden van het project werd gezien als een indicatie dat de artikelen waarheidsgetrouw waren.
- Proportionaliteit en minst ingrijpende maatregelen Een belangrijk element in de beoordeling was de vraag of er minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren. Het Hof overwoog: “De minst ingrijpende maatregel zou er inderdaad, zoals NV DPG Media terecht stelt, in bestaan dat de exploitanten van zoekmachines (waaronder Google) zouden worden verzocht om de koppelingen naar de artikelen te verwijderen.” Dit verwijst naar de bekende “Google Spain”-uitspraak van het Hof van Justitie van de EU. Het Hof merkte op dat T.M.’s naam niet prominent verscheen in de eerste zoekresultaten van Google, aangezien meer recente berichten over zijn veroordeling hoger in de resultaten stonden.
De uitspraak en specifieke overwegingen
Na deze grondige afweging bevestigde het Hof van Beroep het vonnis in eerste aanleg en wees de vordering tot verwijdering of anonimisering van de artikelen af. Het Hof was van oordeel dat de persvrijheid en het belang van volledige online archieven in dit geval zwaarder wogen dan het recht op vergetelheid van T.M.
Het Hof formuleerde enkele bijzonder relevante overwegingen:
- Over de waarheidsgetrouwheid en niet-betwisting: “Het feit dat de inhoud van de gehekelde artikelen ten tijde van de publicatie ervan nooit werd betwist maakt op zich reeds dat aan het archief niet zomaar geraakt kan worden.” Deze overweging onderstreept het belang van tijdige actie tegen mogelijk onrechtmatige publicaties.
- Over het afschrikkend effect op de pers: Het Hof verwees naar rechtspraak van het EHRM in de zaak Hurbain t. België: “In dit verband is het Hof zich terdege bewust van het risico op een afschrikkend effect op de persvrijheid indien men de uitgever verplicht om een artikel waarvan de rechtmatigheid niet werd betwist, te anonimiseren.” Het Hof benadrukte dat zo’n verplichting ertoe zou kunnen leiden dat de pers terughoudender wordt in het bewaren van berichten in online archieven.
- Over het recht op afbeelding: Het Hof wees ook de nieuwe vordering over het recht op afbeelding af, met een interessante nuance over stilzwijgende toestemming: “De toestemming is echter niet aan vormvoorwaarden onderworpen, zodat die ook stilzwijgend kan worden gegeven.” Het Hof leidde deze stilzwijgende toestemming af uit de media-aandacht die T.M. zelf actief opzocht, de pose op de foto’s en het gebrek aan protest.
- Over de praktijk van andere media: Het Hof erkende dat andere media (Mediahuis en RTV) wél deels ingingen op T.M.’s verzoek tot anonimisering, maar merkte op dat Mediahuis dit deed onder voorbehoud om de naam opnieuw te vermelden bij nieuwe feiten of veroordelingen. Het Hof concludeerde dat dit geen afbreuk deed aan de eigen afweging.
Bredere implicaties en praktische lessen
Dit arrest heeft implicaties voor verschillende belanghebbenden in het spanningsveld tussen privacy en persvrijheid:
Voor mediabedrijven en journalisten
- Bescherming van archieven: Het arrest bevestigt dat online archieven een essentieel onderdeel vormen van de persvrijheid en het recht op informatie. Mediabedrijven kunnen hieraan refereren als zij geconfronteerd worden met verzoeken tot verwijdering of anonimisering.
- Duidelijke criteria voor afweging: Het arrest biedt een helder beoordelingskader bij verzoeken tot verwijdering of anonimisering. Mediabedrijven kunnen deze criteria (maatschappelijk belang, status als publiek figuur, waarheidsgetrouwheid, proportionaliteit) gebruiken bij hun eigen besluitvorming.
- Gedifferentieerde aanpak mogelijk: Het arrest sluit niet uit dat in sommige gevallen een gedifferentieerde aanpak kan worden toegepast. DPG Media weigerde categorisch om artikelen te verwijderen of te anonimiseren, maar andere media (zoals Mediahuis) kozen voor een genuanceerder standpunt, met voorwaardelijke anonimisering.
- Belang van accurate verslaggeving: Het arrest onderstreept het belang van waarheidsgetrouwheid en zorgvuldige bronvermelding. De verantwoordelijkheid van journalisten om zorgvuldig te werk te gaan blijft onverminderd gelden.
Voor individuen
- Tijdige actie is cruciaal: Wie bezwaar heeft tegen een publicatie, moet tijdig reageren. De niet-betwisting van artikelen op het moment van publicatie verzwakt latere verzoeken tot verwijdering of anonimisering aanzienlijk.
- Media-exposure bewust beheren: Het arrest illustreert de risico’s van actief de media opzoeken. Wie publieke aandacht zoekt, moet zich bewust zijn van het potentiële langetermijneffect hiervan en het feit dat later moeilijker aanspraak kan worden gemaakt op anonimiteit.
- Alternatieven voor volledige verwijdering: Het arrest wijst op alternatieve, minder ingrijpende maatregelen zoals het verzoeken aan zoekmachines om koppelingen naar specifieke artikelen te verwijderen (de “Google Spain”-route). Dit kan een effectieve strategie zijn om de online vindbaarheid van bepaalde informatie te beperken zonder de integriteit van archieven aan te tasten.
- Status als publiek figuur: Het arrest hanteert een brede definitie van “publiek figuur”. Niet alleen politici of bekende persoonlijkheden, maar iedereen die “een rol speelt in het openbare leven” kan hieronder vallen. Dit heeft belangrijke implicaties voor de privacybescherming waarop men aanspraak kan maken.
Conclusie
Dit arrest van het Hof van Beroep te Gent versterkt de positie van mediabedrijven en benadrukt het belang van persvrijheid en integere, volledige archieven. Het bevestigt dat het recht op vergetelheid geen absoluut recht is, maar moet worden afgewogen tegen andere fundamentele rechten, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van elk geval.
De uitspraak past in een bredere Europese jurisprudentie die het belang van online archieven erkent, maar tegelijk ruimte laat voor nuance en proportionaliteit. Met de toenemende digitalisering en het langdurig beschikbaar blijven van online informatie, zullen afwegingen tussen persvrijheid en privacy alleen maar aan belang winnen.
Voor toekomstige zaken op dit gebied zal veel afhangen van factoren zoals de maatschappelijke relevantie van de informatie, de status van de betrokkene, de waarheidsgetrouwheid van de berichtgeving en de proportionaliteit van de gevraagde maatregelen. Dit arrest biedt een waardevol precedent dat richting geeft aan dergelijke afwegingen.