Softwareontwikkeling vergt aanzienlijke investeringen, terwijl software als digitaal product erg eenvoudig te kopiëren is. Een doeltreffende juridische bescherming is daarom cruciaal om innovatie te belonen en concurrentie op eerlijke basis te laten verlopen. In België – net als in de rest van de EU – kan software op twee manieren worden beschermd: via het auteursrecht en (in beperktere gevallen) via het octrooirecht. Hieronder lichten we beide beschermingsmechanismen toe, met hun voorwaarden, mogelijkheden en beperkingen.
Auteursrechtelijke bescherming van software
Wat wordt er juist beschermd door het auteursrecht?
In België wordt software expliciet beschermd door het auteursrecht op grond van Boek XI, Titel 6 van het Wetboek van Economisch Recht (artikel XI.294 e.v.). Deze bepalingen zijn de omzetting van de Europese Softwarerichtlijn: onderstaande regels gelden dus voor alle EU-lidstaten. Hierbij dient opgemerkt dat de algemene regels van het auteursrecht op software van toepassing zijn, tenzij bepaalde aspecten anders in Titel 6 zouden geregeld zijn (dit is dan het software-auteursrecht).
Het software-auteursrecht verleent bescherming aan de ‘uitdrukkingswijze’ van een computerprogramma. Deze uitdrukkingswijze is de code, en meer bepaald de bron code (source code) en de uitvoerbare code (executable code) of doelcode (object code). Vereist is wel dat de code origineel is in de zin dat het de eigen intellectuele schepping van de auteur is. Met andere woorden: de auteur moet door vrije en creatieve keuzes een eigen stempel op het computerprogramma gedrukt hebben. Triviale of volledig door extern opgelegde regels gedicteerde code zal niet als “origineel” gelden. Ook het voorbereidend materiaal (de zogenaamde pseudocode of flowcharts) wordt mee beschermd door het software-auteursrecht.
Er wordt geen bescherming verleend voor de functionaliteiten van een computerprogramma, de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde van de functies van dat programma te kunnen benutten. Een softwareontwikkelaar kan dus optreden tegen het letterlijk overnemen van zijn code, maar kan niet verhinderen dat een concurrent op basis van eigen geschreven code een gelijkaardige toepassing ontwikkelt.
De grafische gebruikersinterface wordt niet beschermd door het software-auteursrecht, maar kan eventueel wel van bescherming genieten onder het gewone auteursrecht.
Deze bescherming ontstaat automatisch – zonder enige registratie of formaliteit – op het moment dat de software code wordt gecreëerd.
Wat zijn de rechten van de maker van een computerprogramma?
Het auteursrecht verleent de maker een aantal exclusieve vermogensrechten op zijn computerprogramma. Concreet mag de rechthebbende anderen verbieden om zonder zijn toestemming:
- De software te reproduceren (de code kopiëren)
- De software te bewerken (bijv. vertalingen, bewerkingen van de code).
- De software te distribueren (het verkopen van een exemplaar van de software)
- De software aan het publiek beschikbaar te stellen (bv. de software online voor download beschikbaar te stellen) .
Daarnaast heeft de maker van een computerprogramma ook twee morele rechten, zijnde het recht op naamsvermelding en het recht zich te verzetten tegen een misvorming, verminking of wijziging die zijn eer of goede naam zou aantasten.
De maker van een computerprogramma kan deze rechten uitoefenen gedurende zijn volledig leven en – door zijn erfgenamen – tot 70 jaar na zijn overlijden.
Bestaan er uitzonderingen op de exclusieve vermogensrechten?
De algemene uitzonderingen op het auteursrecht zijn bijna allemaal ook van toepassing op software.
Het software-auteursrecht kent evenwel ook een aantal specifieke uitzonderingen. Zo kan de rechtmatige gebruiker:
- handelingen stellen die noodzakelijk zijn om het programma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, met inbegrip van het verbeteren van fouten in de code.
- een reservekopie maken, voor zover die kopie noodzakelijk is om het programma te kunnen gebruiken.
- de werking van het programma observeren, bestuderen en uittesten, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van de software ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van de software. Dit is de zogenaamde black box analyse.
- de code reproduceren en de codevorm vertalen om aan reverse engineering of decompilatie te doen. Dit is enkel toegestaan wanneer dit onmisbaar is om informatie te verkrijgen die nodig is om de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma’s tot stand te brengen (zoals een toepassing koppelen aan Windows). De decompilatie moet bovendien beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van deze compatibiliteit noodzakelijk zijn. Tot slot mag de op grond van de decompilatie verkregen informatie niet voor een ander doel gebruikt worden en niet aan aan derden worden meegedeeld, tenzij die mededeling noodzakelijk is met het oog op de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma.
Uitputtingsregel en softwareverkoop:
In principe kan een exemplaar van een softwareprogramma enkel worden verkocht dan met toestemming van de rechthebbende. Hierop bestaat wel een belangrijke afwijking, zijnde die van communautaire uitputting. Eens een exemplaar van een computerprogramma met toestemming van de rechthebbenden is verkocht binnen de Europese Unie, dan kan de rechthebbende zich niet verzetten tegen het verder doorverkopen van dit exemplaar.
Het Europese Hof van Justitie oordeelde in de UsedSoft/Oracle zaak dat dit principe niet alleen geldt voor een fysiek exemplaar (bv. op cd of dvd) maar ook op een exemplaar dat werd gedownload via de website van de rechthebbende onder een onbeperkte licentie. Beide exemplaren kunnen worden doorverkocht. Concreet betekent dit dat wanneer een onderneming een softwarepakket (met permanente licentie) aankoopt, zij dat exemplaar onder bepaalde voorwaarden tweedehands mag doorverkopen. Softwareleveranciers dienen hier in hun businessmodel rekening mee te houden – bijvoorbeeld door te werken met abonnementsformules of gebruiksvoorwaarden – aangezien hun distributierecht na de eerste verkoop of permanente licentieverlening anders is uitgeput.
Draag ik als werknemer mijn auteursrechten over aan mijn werkgever?
Bij software die door werknemers of ambtenaren is ontwikkeld, bepaalt het software-auteursrecht dat de werkgever geacht wordt de houder te zijn van de exclusieve vermogensrechten (tenzij in de arbeidsovereenkomst of statuut anders zou zijn overeengekomen). Dit is een afwijking van het algemene auteursrecht waarbij een werkgever enkel de auteursrechten kan verkrijgen indien er een overdracht van auteursrechten is voorzien in de arbeidsovereenkomst of het statuut.
Let wel: deze afwijking geldt niet voor software die is ontwikkeld in opdracht door freelancers of door de bestuurders van een vennootschap die geen werknemer zijn. Hier geldt geen automatische overdracht van rechten en dient een overdracht contractueel te zijn geregeld.
Octrooibescherming voor software
Octrooi in het kort
Een octrooi (patent) verleent een exclusief recht op een uitvinding, waardoor de octrooihouder anderen kan verbieden de uitvinding commercieel toe te passen in het geoctrooieerde gebied en gedurende de octrooiperiode. Om octrooieerbaar te zijn moet een uitvinding doorgaans voldoen aan de volgende criteria: ze moet nieuw zijn, een inventief karakter hebben (niet voor de hand liggend zijn) en industrieel toepasbaar zijn en niet onder een wettelijke uitsluiting vallen Bovendien vereist het octrooirecht dat de uitvinding een technisch karakter heeft – m.a.w. een technische oplossing biedt voor een technisch probleem.
Software ‘als zodanig’ uitgesloten
In de EU (en dus ook in België) zijn “computerprogramma’s als zodanig” uitgesloten van de bescherming van het octrooirecht. Dit is een verschil met de Verenigde Staten waar vrij gemakkelijk patenten op software worden toegekend. Deze uitsluitingsgrond vindt zijn grondslag in het Europees Octrooiverdrag (art. 52.2.c en 52.3) en het Belgisch Wetboek van Economisch Recht (art. XI.4, §1).
Technisch karakter en “verder technisch effect”
Deze uitsluitingsgrond geldt evenwel niet voor een computerprogramma die een technisch karakter heeft, wat betekent dat het bij uitvoering op een computer een “verder technisch effect” moet opleveren. Een verder technisch effect is een technisch effect dat verder gaat dan de “normale” fysieke interacties tussen het programma (software) en de computer (hardware) waarop het wordt uitgevoerd. De normale fysieke effecten van een programma-uitvoering, zoals het laten circuleren van elektrische stromen in de computer, zijn op zichzelf niet voldoende om een computerprogramma een technisch karakter te geven.
Voorbeelden van verdere technische effecten die een programma technisch karakter geven, zijn onder andere de besturing van een technisch proces of van de interne werking van de computer zelf of zijn interfaces.
Beoordeling van technisch effect en vergelijking met bestaande technologie
De aanwezigheid van een verder technisch effect wordt beoordeeld zonder rekening te houden met de bestaande stand van de techniek. Hieruit volgt dat een computerprogramma dat een niet-technisch doel dient en minder rekentijd vereist dan een ouder programma met hetzelfde niet-technische doel, niet automatisch een verder technisch effect heeft. Evenzo is het vergelijken van een computerprogramma met hoe een mens dezelfde taak zou uitvoeren geen geschikte basis om te bepalen of het programma een technisch karakter heeft.
Indien eenmaal is vastgesteld dat een computerprogramma een verder technisch effect heeft, dan kan de rekenefficiëntie van een algoritme bijdragen aan het technische karakter van de uitvinding en dus aan de inventiviteit. Dit geldt bijvoorbeeld als het ontwerp van het algoritme wordt gemotiveerd door technische overwegingen met betrekking tot de interne werking van de computer.
Een computerprogramma kan in elk geval geen technisch karakter verkrijgen enkel en alleen omdat het ontworpen is om automatisch door een computer te worden uitgevoerd. Er zijn bijkomende technische overwegingen nodig die verband houden met de technische overwegingen van de interne werking van de computer en die verder gaan dan enkel het vinden van een computeralgoritme om een taak uit te voeren. Deze overwegingen moeten zichtbaar zijn in de geclaimde kenmerken die een verder technisch effect veroorzaken.
Een vaak genoemd voorbeeld: een innovatief besturingssysteem voor een medische scanner of een softwaregestuurde robot kan octrooieerbaar zijn, omdat de software daarin een technisch meetbaar effect sorteert binnen een apparaat. Daarentegen zal management- of business software zonder technisch karakter (bijv. een zuivere bedrijfsadministratie-app) niet octrooieerbaar zijn onder het huidig wetgevend kader.
Computer-geïmplementeerde uitvindingen
De term “computer-geïmplementeerde uitvinding” verwijst naar octrooiconclusies waarin computers, computernetwerken of andere programmeerbare apparaten betrokken zijn, waarbij ten minste één kenmerk wordt gerealiseerd door middel van een computerprogramma.
Een computerprogramma en een corresponderende computer-geïmplementeerde methode zijn verschillende concepten. Een computerprogramma verwijst naar een reeks instructies die door een computer kunnen worden uitgevoerd en die een methode specifiëren. Een computer-geïmplementeerde methode verwijst naar een methode die daadwerkelijk wordt uitgevoerd op een computer.
Octrooiconclusies die betrekking hebben op een computer-geïmplementeerde methode, een computerleesbaar opslagmedium of een apparaat kunnen niet worden afgewezen op grond bovenvermelde uitsluitingsgrond van het argument aangezien elke methode die gebruik maakt van technische middelen (bijv. een computer) en elk technisch middel zelf (bijv. een computer of een computerleesbaar opslagmedium) een technisch karakter hebben en dus een uitvinding vormen in de zin van de wet.
Mogelijkheden en beperkingen
Het verkrijgen van een softwarepatent is allesbehalve vanzelfsprekend. Men moet een uitdagend aanvraagproces doorlopen bij de octrooidiensten (in België via de FOD Economie of vaak bij het Europees Octrooibureau voor een breder bereik). Dit proces kost tijd en geld, en de uitkomst is onzeker doordat de aanvraag streng wordt getoetst op technische bijdrage en inventiviteit. Veel softwarebedrijven zien hiervan af als hun software geen duidelijk technisch effect heeft of vrezen dat de snelle evolutie van software de 20-jarige looptijd van een octrooi minder relevant maakt. Toch kan octrooibescherming interessant zijn voor bepaalde software-innovaties die een fundamenteel technisch probleem oplossen. Een octrooi biedt namelijk een sterkere monopoliepositie dan auteursrecht: het laat toe op te treden tegen iedere ongeoorloofde toepassing van de geoctrooieerde techniek, zelfs als de inbreukmaker deze geheel zelfstandig (zonder kopiëren) heeft ontwikkeld. Dit complementaire karakter maakt dat auteursrechten en octrooien regelmatig naast elkaar worden ingezet om software optimaal te beschermen. Zo dekt het auteursrecht de code en vorm van de software, terwijl een octrooi de functionele concepten of werkwijzen achter de software kan afschermen. Uiteraard is cumulerende bescherming alleen mogelijk wanneer aan de respectieve voorwaarden voldaan is (originaliteit voor auteursrecht, en technisch-inventieve bijdrage voor octrooi). In veel gevallen kan aanvullend ook een beroep worden gedaan op bedrijfsgeheimen (geheimhouding van de broncode/algoritmen) en contractuele clausules om kennis te beschermen, zeker als octrooiering niet haalbaar is.
Conclusie
Zowel het auteursrecht als het octrooirecht kunnen – elk op hun terrein – waardevolle bescherming bieden voor software. Auteursrecht ontstaat automatisch en is uitermate geschikt om de geschreven code, structuur en documentatie van een programma te beschermen tegen kopiëren. Octrooirecht vereist een investering en strenge voorwaarden, maar biedt de mogelijkheid om de technische kernideeën achter software exclusief te exploiteren, wat verder gaat dan het bereik van auteursrecht. In de praktijk vullen beide beschermingsvormen elkaar regelmatig aan om zowel de vorm als de functionaliteit van software te beveiligen.
Gezien de complexiteit en de mogelijke grote waarde van software-intellectuele eigendom is het raadzaam om tijdig gespecialiseerd juridisch advies in te winnen. Een advocatenkantoor met expertise in intellectuele eigendomsrechten kan helpen om de juiste beschermingsstrategie op maat van uw software uit te stippelen, zodat innovaties maximaal worden beschermd binnen het geldende Belgische en Europese kader.