Het merkenrecht

Merken zijn alomtegenwoordig in ons dagelijks leven. Ze helpen consumenten niet alleen bij het identificeren van de herkomst van producten en diensten, maar dragen ook bij aan de reputatie en het imago van ondernemingen. Het merkenrecht speelt hierbij een cruciale rol door als intellectueel eigendomsrecht juridische bescherming te bieden aan deze onderscheidende tekens. Dit recht stelt bedrijven in staat om hun investeringen in kwaliteit en marketing te beschermen tegen inbreuken en namaak.

Hieronder zullen we de verschillende facetten van het merkenrecht in België verkennen.

1. Wetgeving

Hieronder bespreken we de belangrijkste nationale, Benelux-, Europese en internationale bronnen van wetgeving op het gebied van merkenrecht. Deze juridische kaders vormen samen het fundament voor de bescherming van merken in België en daarbuiten.

1. Belgische en Beneluxteksten

a. Burgerrechtelijk: BVIE

Binnen de Benelux (België, Nederland en Luxemburg) is het merkenrecht geharmoniseerd. Het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE) vormt de basis voor het merkenrecht in de Benelux en regelt de registratie, bescherming en handhaving van Beneluxmerken binnen deze drie landen.

Het verdrag wordt uitgevoerd door de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (BOIP), die verantwoordelijk is voor de registratie van merken en modellen in de Benelux.

b. Strafrechtelijk: Belgisch Wetboek van Economisch Recht

Hoewel het merkenrecht zelf op Benelux-niveau is geharmoniseerd, verschillen de strafrechtelijke bepalingen per Benelux-land. Deze strafrechtelijke bescherming is vooral gericht op het bestrijden van namaak en fraude met merken, wat belangrijk is voor het behoud van eerlijke concurrentie en de bescherming van consumenten. In België bevat het Boek XV van Wetboek van Economisch Recht strafrechtelijke maatregelen die kunnen variëren van geldboetes tot gevangenisstraffen, afhankelijk van de ernst van de inbreuk.

2. EU teksten

a. Merkenrichtlijn 2015/2436

De Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten heeft tot doel de wetgevingen van de EU lidstaten inzake merkenrecht te harmoniseren.

De richtlijn werd in België omgezet in het BVIE en heeft een belangrijke invloed gehad op het Belgische merkenrecht.

b. Merkverordening 2017/1001

De Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk biedt de mogelijkheid om voor de gehele Europese Unie een merk te registeren (Uniemerk genoemd)

Het Uniemerk wordt beheerd door het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO)..

3. Internationale teksten

Naast de Benelux en EU regelgevingen zijn er internationale verdragen die het merkenrecht op mondiaal niveau harmoniseren en faciliteren.

a. Unieverdrag van Parijs

Het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, kortweg het Unieverdrag van Parijs, dateert van 1883 en is een van de oudste internationale verdragen op het gebied van intellectuele eigendom. Het verdrag biedt een basis voor de bescherming van industriële eigendomsrechten, waaronder merken, en introduceert principes zoals nationale behandeling en het recht van voorrang bij merkregistraties.

b. Overeenkomst en Protocol van Madrid

Het Madridsysteem voor de internationale registratie van merken bestaat uit de Overeenkomst van Madrid (1891) en het Protocol van Madrid (1989). Dit systeem stelt merkhouders in staat om met één enkele aanvraag hun merk in meerdere landen te registreren. Het systeem wordt beheerd door de Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom (WIPO) en biedt een efficiënte manier om internationale merkbescherming te verkrijgen en te beheren.

c. Overeenkomst van Nice

De Overeenkomst van Nice (1957) heeft betrekking op de internationale classificatie van waren en diensten voor de registratie van merken. Deze classificatie, bekend als de Nice-classificatie, verdeelt waren en diensten in 45 klassen (34 voor waren en 11 voor diensten). Deze indeling wordt wereldwijd gebruikt en is een belangrijke referentie bij het indienen van merkaanvragen.

d. TRIPS-overeenkomst

De TRIPS-overeenkomst (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights) is een internationaal verdrag dat in 1994 werd gesloten onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het verdrag stelt minimumstandaarden vast voor de bescherming en handhaving van verschillende vormen van intellectuele eigendom, waaronder merken. TRIPS verplicht lidstaten om bepaalde beschermingsniveaus te bieden en procedures in te voeren voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

2. Het merk

1. Soorten merken

Binnen het merkenrecht wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten merken. Deze variatie is noodzakelijk om aan de diverse behoeften van ondernemingen en organisaties tegemoet te komen. De belangrijkste soorten merken zijn:

  • Warenmerken: Deze merken worden gebruikt om goederen te onderscheiden. Denk aan merknamen van kleding, elektronica of voedingsmiddelen.
  • Dienstmerken: In tegenstelling tot warenmerken, worden dienstmerken gebruikt om diensten te onderscheiden, zoals juridische diensten, financiële diensten of logistieke diensten.

Daarnaast bestaan er verschillende categorieën van merken, afhankelijk van hun functie en gebruik:

  • Individuele merken (art. 2.1 BVIE): Deze merken identificeren producten of diensten van één specifieke onderneming. Dit is de meest voorkomende vorm van merken.
  • Collectieve merken (art. 2.34bis BVIE): Een collectief merk onderscheidt de goederen of diensten van leden van een vereniging van die van andere ondernemingen. Ze garanderen doorgaans bepaalde gemeenschappelijke kenmerken, zoals kwaliteit, geografische herkomst of productiemethode. Een voorbeeld hiervan is het merk Keurslager.
  • Certificeringsmerken (art. 2.35bis BVIE): Certificeringsmerken geven aan dat een product of dienst voldoet aan bepaalde normen of certificeringen, zonder dat de eigenaar van het merk zelf de goederen of diensten levert. Een voorbeeld hiervan is het BIO-certificaat voor biologische producten.

2. Definitie van een merk

Het merkenrecht biedt bescherming aan tekens die een merk kunnen vormen. De vereisten waaraan deze tekens moeten voldoen zijn terug te vinden in de artikelen 2.1 BVIE, artikel 3 Merkenrichtlijn en artikel 4 Uniemerkverordening, met als open definitie:

Merken kunnen worden gevormd door alle tekens, in het bijzonder woorden, waaronder namen van personen, of tekeningen, letters, cijfers, kleuren, vormen van waren of verpakkingen van waren, of geluiden, mits deze :
   a. de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen, en
   b. in het register kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen.

3. Tekens die een merk kunnen vormen

Een merk kan diverse vormen aannemen. De digitalisering en creatieve branding hebben geleid tot een bredere waaier aan mogelijke merkvormen. Hieronder worden de belangrijkste categorieën besproken:

  • Woordmerken: Dit zijn merken die uitsluitend uit woorden, letters of cijfers bestaan, zoals “Coca-Cola” of “Apple”.
  • Beeldmerken (figuratieve merken): Deze merken bestaan uit afbeeldingen of grafische elementen, al dan niet in combinatie met woorden, zoals het logo van Nike.
  • Kleurmerken: Een merk kan uit één specifieke kleur of een combinatie van kleuren bestaan, mits die kleur voldoende onderscheidend vermogen heeft. Een voorbeeld is het lila van Milka.
  • Vormmerken: De driedimensionale vorm van een product kan ook een merk zijn, zoals de fles van Coca-Cola of de Toblerone-verpakking.
  • Geluidmerken: Geluid kan eveneens worden beschermd als merk, zoals de herkenbare jingle van Intel. Het geluid moet duidelijk en nauwkeurig worden omschreven en weergegeven, meestal door middel van notenbalken of een audiobestand.
  • Andere categorieën van merken: Denk hierbij aan positiemerken, hologrammerken, beweringsmerken en multiamediamerken. Hoewel deze zeldzamer zijn, kunnen ze in sommige gevallen geregistreerd worden als merk, mits ze duidelijk en nauwkeurig beschreven kunnen worden. Of ook geurmerken, smaakmerken of tastmerken hieraan kunnen voldoen blijft twijfelachtig.
  • Gecombineerde en complexe merken: Veel merken combineren verschillende elementen, zoals woorden en beelden, om een sterker visueel of auditief effect te creëren. Deze merken kunnen beter herkenbaar zijn en hebben vaak een grotere commerciële impact.

3. De basisvereisten van het merkenrecht

1. De vereiste van onderscheidend vermogen

a. De wettelijke vereiste

Een merk moet in staat zijn de goederen of diensten van een onderneming te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Dit onderscheidend vermogen is essentieel voor de herkomstfunctie van het merk.

De wetgeving specificeert situaties waarin een merk als niet-onderscheidend wordt beschouwd (art. 2.11 BVIE, artikel 4.1 Merkenrichtlijn en artikel 7.1 Uniemerkverordening):

  • Het merk mist elk onderscheidend vermogen (sub b): Dit betreft tekens die door het publiek niet worden opgevat als aanduidingen van de commerciële herkomst van goederen of diensten. Bijvoorbeeld, slogans, eenvoudige of banale beelden, vormen zonder enige specifieke kenmerken kunnen hieronder vallen.
  • Het merk bestaat uitsluitend uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van de waren of diensten (sub c): Dit zijn beschrijvende tekens die direct verwijzen naar eigenschappen zoals soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, geografische herkomst of productieperiode. Bijvoorbeeld, de term “Zoet” voor suiker.
  • Het merk bestaat uitsluitend uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden (sub d): Dit betreft generieke termen die algemeen worden gebruikt om bepaalde producten of diensten aan te duiden, zoals “Aspirine” voor pijnstillers.

b. Toepassingscriteria

Bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen wordt gekeken naar:

  • Perceptie van het relevante publiek: Hoe de gemiddelde consument het teken ervaart.
  • Aard van de goederen of diensten: De context waarin het merk wordt gebruikt.
  • Gebruikelijke praktijken in de sector: Of het teken afwijkt van de norm in de betreffende markt.

c. De veranderlijke aard van het onderscheidend vermogen

Het onderscheidend vermogen van een merk is niet statisch en kan in de loop der tijd veranderen:

  • Inburgering: Een aanvankelijk niet-onderscheidend teken kan door intensief en langdurig gebruik onderscheidend vermogen verkrijgen (art. 2.2bis.3 BVIE, art. 4.4 Merkenrichtlijn, artikel 7.3 Merkverordening). Bijvoorbeeld, het woord “Mr. Proper” is ingeburgerd als merk voor schoonmaakproducten.
  • Uitburgering: Een merk kan zijn onderscheidend vermogen verliezen als het een generieke term wordt voor een product of dienst. Bijvoorbeeld, “Escalator” was ooit een merknaam, maar is nu een algemene term voor roltrappen.
  • Tijdstip van beoordeling: Het onderscheidend vermogen wordt beoordeeld op het moment van de aanvraag, maar kan door latere ontwikkelingen veranderen.

2. De vereiste van toelaatbaarheid

Naast het onderscheidend vermogen moet een merk voldoen aan bepaalde toelaatbaarheidscriteria om registratie te verkrijgen.

a. Specifieke uitsluitingen voor bepaalde vormen of kenmerken

Sommige tekens zijn uitgesloten van merkbescherming:

  • Tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm of een ander kenmerk dat door de aard van de waar wordt bepaald: Bijvoorbeeld, de standaardvorm van een voetbal.
  • Tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm of een ander kenmerk dat noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen (zuiver functionele vormen): Bijvoorbeeld, de vorm van een sleutel die specifiek is ontworpen om in een bepaald slot te passen.
  • Tekens die uitsluitend bestaan uit een vorm of een ander kenmerk dat een wezenlijke waarde aan de waar geeft: Bijvoorbeeld, een unieke flesvorm die het product een esthetische meerwaarde geeft.

b. Tekens die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden

Merken die aanstootgevend, beledigend of anderszins in strijd zijn met algemeen aanvaarde normen en waarden worden niet toegelaten.

c. Tekens die uitgesloten zijn met toepassing van artikel 6ter Verdrag van Parijs

Dit betreft tekens die officiële emblemen, wapens of andere heraldieke symbolen van staten of internationale organisaties bevatten.

d. Tekens die een misleidend verband met de waar oproepen

Merken die de consument kunnen misleiden over de aard, kwaliteit of geografische herkomst van de goederen of diensten. Bijvoorbeeld, een merknaam “Alpenkaas” voor kaas die niet uit de Alpen afkomstig is.

e. Andere verboden aanduidingen

Dit omvat onder andere tekens die overeenstemmen met beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen voor wijnen, beschermde gewaarborgde traditionele specialiteiten, en benamingen van eerder geregistreerde plantenrassen.

3. De vereiste van beschikbaarheid

Een merk moet beschikbaar zijn voor gebruik en mag geen inbreuk maken op oudere rechten van derden.

a. Het specialiteitsbeginsel

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat de bescherming van een merk beperkt is tot de specifieke goederen of diensten waarvoor het is geregistreerd. Evenwel kunnen bekende merken een ruimere bescherming genieten, zelfs voor niet-gelijksoortige goederen of diensten.

b. Een oudere aanvraag of inschrijving

Een merk kan niet worden geregistreerd als er al een identiek of overeenstemmend merk is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke goederen of diensten.

c. Een algemeen bekend merk

Zelfs zonder registratie kunnen algemeen bekende merken bescherming genieten op basis van hun bekendheid bij het relevante publiek.

d. Eerder gebruik van een teken dat niet als merk is gedeponeerd

In sommige gevallen kan het eerdere gebruik van een niet gedeponeerd teken rechten een latere merkaanvraag kan verhinderen. Hierbij kan in de eerste plaats aan de absolutie nietigheidsgrond van kwade trouw gedacht worden waarbij iemand een teken als merk laat registreren terwijl hij weet dat een derde dit zelfde teken al gebruikt. Bij Uniemerken bestaat ook een relatieve weigerings- en nietigheidsgrond waarbij een merkaanvraag te goede trouw kan geweigerd worden wegens het bestaan van andere in het economisch verkeer gebruikte tekens die van meer dan alleen plaatselijke betekenis zijn (zoals de bescherming van de handelsnaam of de vennootschapsnaam) (art. 8.4 Merkverordening)

e. Andere relatieve gronden

Naast de eerder genoemde punten zijn er nog andere relatieve gronden die de beschikbaarheid van een merk kunnen beïnvloeden:

  • Het agentmerk: Dit betreft situaties waarin een gemachtigde of vertegenwoordiger zonder toestemming van de merkhouder het merk op zijn eigen naam registreert. Dergelijke registraties kunnen worden aangevochten door de oorspronkelijke merkhouder via oppositie of vordering tot nietigverklaring (art. 2.2ter.3.b BVIE en 8.3 Merkverordening).
  • Een eerdere aanvraag voor een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding: Merken die overeenstemmen met een eerder aangevraagde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding kunnen worden geweigerd of nietig verklaard (art. 2.2ter3.C BVIE en 8.6 Merkverordening).
  • Andere anterioriteiten (enkel voor Uniemerken): Dit omvat onder andere oudere rechten zoals het recht op een naam, op een afbeelding, een auteursrecht of een recht van industriële eigendom (art. 60 Merkverordening).