Inleiding
Het Hof van Cassatie heeft met zijn arrest van 4 januari 2024 (C.22.0373.N) een baanbrekende stap gezet in het Belgisch procesrecht door het veralgemeend bewijsbeslag te erkennen. Deze uitspraak is van wezenlijk belang voor procespartijen die kampen met bewijsproblematiek – met name situaties waarin bewijs zich bij tegenstanders of derden bevindt maar ontoegankelijk blijft. Het is een aanvulling bij het (beschrijvend) beslag inzake namaak. Hieronder bespreken we de grondslagen, voorwaarden en praktische implicaties van het bewijsbeslag, zoals bekrachtigd door het Hof van Cassatie.
De feiten achter het cassatiearrest
De aanleiding tot dit cassatiearrest was een typisch scenario binnen het domein van bedrijfsgeheimen. Een bedrijf in de vlassector had een innovatieve machine ontwikkeld. Na het beëindigen van zijn dienstverband startte een voormalige werknemer een concurrerende onderneming, met de intentie gelijkaardige machines te commercialiseren.
De oorspronkelijke werkgever had sterke vermoedens dat confidentiële bedrijfsinformatie was ontvreemd, waaronder technische specificaties, ontwerpen en commerciële gegevens zoals prijslijsten en klanteninformatie. De mogelijke bewijsstukken hiervan bevonden zich evenwel enkel bij de ex-werknemer en diens bedrijf, zodat hij dit moeilijk kon bewijzen.
Als voorbereiding op een stakingsvordering diende de werkgever een eenzijdig verzoekschrift in bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. Hierin verzocht hij een gerechtsdeurwaarder bepaalde stukken bij de voormalige werknemer in beslag te nemen, met het oog op gebruik in een procedure ten gronde. De voorzitter kende dit verzoek toe. Op derdenverzet schroef de voorzitter zijn oorspronkelijk bevel ietwat terug, waarna de werkgever hoger beroep instelde bij het hof van beroep te Gent die het oorspronkelijk bevel terug bekrachtigde. Tegen dit arrest werd een voorziening in cassatie ingesteld door de concurrerende firma die door het Hof van Cassatie werd afgewezen.
Historische context van het bewijsbeslag in België
Vóór het arrest van het Hof van Cassatie van 4 januari 2024 bestonden er reeds beperkte vormen van bewijsbeslag in het Belgisch recht:
- Beslag inzake namaak: Het Belgische recht kent het zogenaamde beslag inzake namaak (artikelen 1369bis-1 tot 1369bis-10 Gerechtelijk Wetboek). Personen die een vordering inzake namaak kunnen instellen, kunnen met toestemming van de voorzitter van de rechtbank (zie artikel 584, vijfde lid, 5° Ger.W.), door één of meerdere deskundigen, een beschrijvend beslag inzake namaak laten uitvoeren. Deze vorm van bewijsbeslag is enkel aan de orde indien er sprake is van een schending van intellectuele eigendomsrechten.
- Bedrijfsgeheimen: Sinds wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen kent artikel 584, vijfde lid, 6° Ger.W. een nieuwe optie toe aan de niet-limitatieve lijst van voorlopige maatregelen die de voorzitter van de rechtbank kan nemen. In geval van onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim kan de voorzitter bevelen om ten bewarende titel beslag te leggen op de inbreukmakende goederen. Deze piste is enkel aan de orde indien er al effectief gebruik van bedrijfsgeheimen kan aangetoond worden.
Wettelijke grondslagen van het veralgemeend bewijsbeslag
Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 4 januari 2024 geoordeeld dat de volgende wetsbepalingen, in samenhang gelezen, de rechtsgrond vormen voor een veralgemeend bewijsbeslag:
1. Artikel 584 Gerechtelijk Wetboek
Dit artikel regelt de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg:
- Krachtens artikel 584, eerste lid, doet de voorzitter in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt.
- Volgens artikel 584, vierde lid, wordt de zaak voor de voorzitter aanhangig gemaakt in kort geding of, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, bij verzoekschrift. Dit verzoekschrift is het eenzijdig verzoekschrift in de zin van de artikelen 1026 en volgende Ger.W.
- Artikel 584, vijfde lid bevat een niet-limitatieve opsomming van voorlopige maatregelen die de voorzitter kan nemen, waaronder het aanstellen van een sekwester.
2. Artikelen 871, 877 en 878 Gerechtelijk Wetboek
Deze bepalingen regelen de overlegging van bewijsmateriaal:
- Artikel 871 Ger.W. bepaalt dat de rechter aan iedere gedingvoerende partij kan bevelen het bewijsmateriaal dat zij bezit, over te leggen.
- Artikel 877 Ger.W. stelt dat wanneer er ernstige en bepaalde aanwijzingen bestaan dat een partij of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, de rechter kan bevelen dat het stuk of een eensluidend verklaard afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd.
- Artikel 878 Ger.W. regelt de procedure wanneer een derde het stuk onder zich heeft. De rechter kan deze derde verzoeken om het origineel of een afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging te voegen op de wijze en binnen de termijn die hij bepaalt.
3. Artikel 1462 Gerechtelijk Wetboek
Dit artikel bepaalt dat in de gevallen waarin er grond bestaat om de eigendom, het bezit of het houden van een roerend goed terug te vorderen, hij die terugvordert dit goed, onverschillig in wiens handen het zich bevindt, met toelating van de rechter in beslag kan nemen.
* * *
Het Hof van Cassatie oordeelde dat uit de samenhang van bovenstaande bepalingen volgt dat de voorzitter, op eenzijdig verzoekschrift en met het oog op het veiligstellen van bewijsmateriaal, de overlegging aan een sekwester kan bevelen van welomschreven stukken die zich bij een partij of een derde bevinden. Daarbij kan de voorzitter desgevallend toelating verlenen aan de sekwester om zich toegang te verschaffen tot de woning of bedrijfsruimte waar de stukken zich bevinden, en om deze stukken in bewaring te nemen.
Toegang tot privéruimten: juridisch kader
Een cruciaal aspect van het bewijsbeslag is dat het vaak gepaard gaat met toegang tot privéruimten. Dit roept vragen op betreffende de bescherming van de woning en het privéleven.
Grondwettelijke en internationale bescherming
Artikel 15 van de Grondwet bepaalt dat de woning onschendbaar is en dat geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.
Artikel 8 EVRM beschermt het recht op respect voor het privéleven, het familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie. Volgens het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is voor diverse legitieme doeleinden.
Beoordeling door het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie oordeelde dat de artikelen 584, 871, 877, 878 en 1462 Gerechtelijk Wetboek, een voldoende grondslag bieden voor een bewijsbeslag met toegang tot de woning. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde uit artikel 15 Grondwet en artikel 8.2 EVRM dat de inmenging in het recht op eerbiediging en onschendbaarheid van de woning bij wet voorzien moet zijn.
Belangrijk is dat het Hof heeft verduidelijkt dat het begrip “wet” in de zin van artikel 8.2 EVRM moet worden begrepen in zijn materiële en niet in zijn formele betekenis. Als wet geldt de van kracht zijnde rechtsregel, zoals de interne rechtscolleges die interpreteren. Dit betekent dat geen formele wet in strikte zin vereist is, maar dat een combinatie van bestaande wetsbepalingen, zoals geïnterpreteerd door de rechtspraak, kan volstaan.
Gedetailleerde voorwaarden voor een rechtmatig bewijsbeslag
Om het invasieve karakter van een bewijsbeslag te beperken en de belangen van alle partijen te waarborgen, moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan:
1. Gegronde vrees voor verlies van bewijsmateriaal
De verzoeker moet zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk maken, alsmede de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de beslaglegging noodzakelijk is. Er moet sprake zijn van gegronde vrees dat de betrokken stukken anders verloren zouden gaan en dat de beoogde bewijsvoering niet op een andere, voor de beslagene minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden.
Dit houdt verband met de vereiste van “volstrekte noodzakelijkheid” uit artikel 584, vierde lid Ger.W. voor het gebruik van het eenzijdig verzoekschrift. Hiervan is sprake wanneer:
- Er uitzonderlijke omstandigheden zijn die verantwoorden dat in de beginfase van de procedure afbreuk wordt gedaan aan het recht op tegenspraak.
- Er sprake is van ernstig tijdverlies wegens de verwittiging in een tegensprekelijke procedure, dat de rechten van een partij zou schaden.
- De tegenpartij anoniem of virtueel is.
- Het inopportuun is om de verweerder te verwittigen, bijvoorbeeld omwille van een gewettigd verrassingseffect, zoals wanneer er een gegronde vrees is dat de tegenpartij de stukken zou wegmaken indien zij van het voornemen van de verzoeker op de hoogte zou zijn.
2. Welomschreven stukken
De door het bewijsbeslag geviseerde stukken en hun locatie moeten zo precies mogelijk worden omschreven in het verzoekschrift. Het Hof van Cassatie spreekt van “welomschreven stukken”. De beslaglegging mag niet ontaarden in een “fishing expedition” waarbij men toegang neemt tot alles wat bij de beslagene kan worden aangetroffen.
Deze voorwaarde kan ook worden afgeleid uit artikel 877 Ger.W. dat spreekt van “een stuk dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit”. Het Hof van Cassatie heeft onderstreept dat het moet gaan om een concreet (en dus precies aanwijsbaar) stuk. De rechter kan een partij of een derde niet verplichten om algemene informatie te geven of alle relevante stukken waarover zij beschikt in het debat te brengen.
Te algemeen geformuleerde verzoeken tot inbeslagname zullen worden afgewezen. De rechtspraak bevat voorbeelden waar rechters oordeelden dat het gevorderde neerkwam op een “private huiszoeking” of een “blancocheque” omdat het verzoek te vaag of disproportioneel was.
3. Bewaring door sekwester, zonder inzagerecht van partijen
De in beslag genomen stukken worden in bewaring gegeven aan een sekwester, doorgaans een gerechtsdeurwaarder. Belangrijk is dat deze stukken aan niemand kenbaar mogen worden gemaakt, ook niet aan de verzoeker. Pas na de aanstelling van een gerechtsdeskundige door de rechter ten gronde in een tegensprekelijke procedure, kunnen de stukken worden afgegeven.
Om een sekwester over bewijsmateriaal te kunnen bevelen, moeten drie voorwaarden vervuld zijn:
- De verzoeker moet het recht hebben om de gevraagde stukken als bewijsmateriaal te gebruiken.
- Het verzoek moet betrekking hebben op voldoende geïndividualiseerde en lokaliseerbare bewijsdocumenten.
- De sekwestratie mag de belangen van de wederpartij niet onherroepelijk schaden.
Het is essentieel dat de voorzitter op eenzijdig verzoekschrift de modaliteiten en omstandigheden waaronder de sekwester toegang kan nemen tot de bewijsstukken en hoe hij die moet bewaren, zo precies mogelijk omschrijft. Zo moeten de plaatsen waar de gerechtsdeurwaarder toegang toe heeft, in voorkomend geval met bijstand van de openbare macht, precies worden omschreven. In geval van elektronische bestanden is het aan te bevelen dat een IT-deskundige wordt aangewezen om de sekwester bij te staan.
Verhouding tussen bewijsbeslag en procedure ten gronde
Verplichting tot Instellen van een procedure ten gronde
Een bewijsbeslag wordt gelegd met het oog op een procedure ten gronde waarin de in beslag genomen stukken als bewijs kunnen worden gebruikt. Hoewel er voor het algemeen bewijsbeslag geen wettelijke termijn is voorzien binnen dewelke een procedure ten gronde moet worden ingesteld (in tegenstelling tot het beslag inzake namaak), is het raadzaam dat de voorzitter de beslaglegger verplicht om binnen een korte termijn een procedure ten gronde in te stellen.
Gevolgen bij niet instellen van een procedure ten gronde
Indien er geen procedure ten gronde volgt, zal de sekwester de stukken opnieuw moeten bezorgen aan de beslagene. Die laatste zal daarvoor naar de rechter ten gronde moeten trekken om die afgifte te vorderen.
Hoewel de beslaglegger in die hypothese geen kennis zal krijgen van de in beslag genomen stukken, staat niets eraan in de weg dat de beslagene, naar analogie met artikel 1369bis/9 Ger.W., op basis van misbruik van beslagrecht een schadevergoeding vordert van de beslaglegger. Dit zal eveneens moeten gebeuren voor de rechter ten gronde omdat dit de rechtsmacht van de voorzitter overstijgt.
Gevolgen van de vernietiging van een beschikking tot bewijsbeslag
Een belangrijk aspect is wat er gebeurt met het bewijs waarop beslag werd gelegd indien de beschikking die het bewijsbeslag toestond, later wordt vernietigd, bijvoorbeeld naar aanleiding van een derdenverzet. Het Hof van Cassatie heeft zich hierover uitgesproken in een arrest van 14 maart 2024.
Het Cassatiearrest van 14 maart 2024
In deze zaak oordeelde het Hof dat de vernietiging op derdenverzet van de beschikking die toelating verleent tot het leggen van een beschrijvend beslag inzake namaak, ook geldt voor het bewijs dat tijdens het beslag is verkregen. De in dit kader verkregen bewijsmiddelen kunnen dus niet langer in rechte worden gebruikt.
Oordelen dat de vaststellingen van de gerechtsdeurwaarder en de deskundige, gedaan in het kader van een beschrijvend beslag, als feitelijk vermoeden kunnen blijven gelden, zelfs indien de machtiging tot beschrijvend beslag zou worden hervormd, schendt de wet.
Uitsluiting van de Antigoon-leer
Opmerkelijk is dat de Antigoon-leer, die in burgerlijke zaken onder bepaalde voorwaarden het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs toelaat, in deze context niet van toepassing is.
In zijn principearrest van 14 juni 2021 had het Hof geoordeeld dat in burgerlijke zaken het gebruik van een onrechtmatig verkregen bewijs slechts kan worden geweerd indien het verkrijgen van dit bewijs de betrouwbaarheid ervan aantast of het recht op een eerlijk proces in het gedrang brengt.
Bij bewijsbeslag geldt echter een striktere regel: bewijs dat wordt vergaard in het kader van een beslag dat naderhand onrechtmatig wordt bevonden, wordt in de procedure voor de bodemrechter automatisch voor onbestaande gehouden. De bodemrechter hoeft de toelaatbaarheid van het bewijs niet meer te beoordelen en hoeft niet te onderzoeken of een vormvereiste werd miskend, of de betrouwbaarheid van het bewijs is aangetast, dan wel of het recht op een eerlijk proces in het gedrang komt.
Praktijkvoorbeelden
Het veralgemeend bewijsbeslag kan in diverse situaties van waarde zijn:
1. Bedrijfsgeheimen en oneerlijke concurrentie
Een klassiek voorbeeld is de situatie waarin een (voormalige) werknemer of zakenpartner bedrijfsgevoelige informatie heeft meegenomen, zoals in de zaak die aanleiding gaf tot het cassatiearrest van 4 januari 2024.
Meer specifiek kan het bewijsbeslag nuttig zijn bij:
- Diefstal van klantenbestanden of leveranciersgegevens
- Onrechtmatig gebruik van productieprocessen of recepturen
- Afwerving van personeel in strijd met niet-concurrentiebedingen
- Schending van geheimhoudingsovereenkomsten
- Het oprichten van een concurrerende onderneming met gebruikmaking van bedrijfsgeheimen
2. Vennootschapsrecht
Het bewijsbeslag biedt belangrijke mogelijkheden binnen het vennootschapsrecht:
- Voor minderheidsaandeelhouders die bewijs willen veiligstellen voor aansprakelijkheidsvorderingen tegen bestuurders
- Bij vermoedens van fraude of verduistering binnen de vennootschap
- Bij geschillen tussen aandeelhouders over de werkelijke waarde van aandelen
- Bij vermoeden van manipulatie van de boekhouding
- In cases van asset stripping of andere vormen van vermogensvermenging
3. Contractuele geschillen
In het contractenrecht kan bewijsbeslag van waarde zijn bij:
- Betwistingen over de uitvoering van overeenkomsten waarbij documentatie zich bij de wederpartij bevindt
- Gevallen van contractuele aansprakelijkheid waarbij cruciale bewijsstukken dreigen te verdwijnen
- Geschillen over de kwaliteit van geleverde goederen of diensten
- Betwistingen over betaalde of onbetaalde facturen
- Onrechtmatige beëindiging van commerciële relaties
4. Arbeidsrecht
In arbeidsrechtelijke context kan bewijsbeslag worden toegepast bij:
- Geschillen over ontslagredenen waarbij de werkgever cruciale documenten onder zich houdt
- Betwistingen over variabele verloning of commissies
- Gevallen van discriminatie of pesterijen op de werkvloer
- Misbruik van bedrijfsmiddelen door werknemers
- Schending van arbeidsrechtelijke verplichtingen
5. Aansprakelijkheidsrecht
Bij aansprakelijkheidsgeschillen kan bewijsbeslag nuttig zijn om:
- Technische documentatie veilig te stellen bij productaansprakelijkheid
- Bewijzen van nalatigheid of onzorgvuldigheid te bewaren
- Medische dossiers te vrijwaren in gevallen van medische aansprakelijkheid
- Bewijs van schade of causaal verband veilig te stellen
Praktische uitvoering van een bewijsbeslag
1. Opstellen van het verzoekschrift
Een goed opgesteld verzoekschrift is cruciaal voor het slagen van een bewijsbeslag. Het moet bevatten:
- Een duidelijke omschrijving van de feitelijke context en de aannemelijk gemaakte rechten van de verzoeker
- Precieze identificatie van de stukken waarop beslag moet worden gelegd
- Nauwkeurige lokalisatie van deze stukken
- Motivering van de volstrekte noodzakelijkheid om via eenzijdig verzoekschrift te procederen
- Aanduiding van de gegronde vrees dat bewijsmateriaal zal verdwijnen
- Verbintenis om binnen korte termijn een procedure ten gronde in te stellen
2. Beschikking en uitvoering
Na het verkrijgen van de beschikking op eenzijdig verzoekschrift, wordt het bewijsbeslag uitgevoerd door:
- Een gerechtsdeurwaarder, eventueel bijgestaan door een IT-specialist of andere deskundige
- Het beslag wordt gelegd op de in de beschikking gespecificeerde stukken
- De gerechtsdeurwaarder stelt een inventaris op van de in beslag genomen stukken
- De stukken worden in bewaring gegeven aan de sekwester (vaak de gerechtsdeurwaarder zelf)
3. Na het beslag
Na het leggen van het beslag:
- Wordt de procedure ten gronde ingesteld binnen de door de voorzitter opgelegde termijn
- Worden de stukken bewaard door de sekwester tot de rechter ten gronde hierover beslist
- Kan de beslagene derdenverzet aantekenen tegen de beschikking
- Kan de rechter ten gronde de stukken overdragen aan een aangestelde gerechtsdeskundige
Conclusie
Het arrest van het Hof van Cassatie van 4 januari 2024 markeert een belangrijke evolutie in het Belgisch procesrecht. Het verankert het veralgemeend bewijsbeslag als een effectief instrument voor partijen in bewijsnood, in lijn met de centrale plaats die de waarheidsvinding heeft verworven in ons burgerlijk procesrecht.
De door het Hof geformuleerde waarborgen verzekeren een evenwicht tussen de belangen van alle betrokken partijen en beperken het risico op misbruik. Deze juridische mijlpaal opent nieuwe perspectieven in de bewijsgaring en procesvoering, met name in domeinen zoals oneerlijke concurrentie, vennootschapsgeschillen en aansprakelijkheidszaken, waar bewijsnood een frequent voorkomend probleem is.
Heeft u te maken met een situatie van bewijsnood?
Ons advocatenkantoor heeft uitgebreide expertise in het veiligstellen van bewijsmateriaal via bewijsbeslag. Indien u vermoedt dat cruciale bewijsstukken voor uw zaak zich bij een tegenpartij of derde bevinden en dreigen verloren te gaan, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Onze gespecialiseerde advocaten kunnen:
- Beoordelen of uw situatie in aanmerking komt voor een bewijsbeslag
- Een zorgvuldig onderbouwd verzoekschrift opstellen
- Het beslag laten uitvoeren door ervaren gerechtsdeurwaarders, indien nodig bijgestaan door technische experts
- De vervolgprocedure ten gronde met kennis van zaken voeren