Mag de politie in je telefoon kijken?

De smartphone is voor velen uitgegroeid tot een verlengstuk van onszelf. Onze toestellen bevatten niet alleen contactgegevens en berichten, maar ook foto’s, locatiegegevens, bankgegevens, browsergeschiedenis en inloggegevens voor talloze diensten. Ze vormen daarmee een digitaal venster op ons privéleven. Deze evolutie stelt het strafrecht voor nieuwe uitdagingen: wanneer mag de politie tijdens een strafonderzoek een smartphone doorzoeken, en welke waarborgen moet de wet daarbij bieden? Het arrest nr C-548/21 van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 (het zogenaamde “smartphonearrest”) brengt hierin ingrijpende veranderingen.

De Belgische situatie vóór het smartphonearrest

België hanteerde lange tijd een soepele regeling voor het doorzoeken van smartphones. Volgens artikel 39bis van het Wetboek van Strafvordering mocht elke officier van gerechtelijke politie een in beslag genomen smartphone doorzoeken zonder rechterlijke machtiging, mits het toestel niet beveiligd was. Het Grondwettelijk Hof bevestigde deze praktijk in een arrest van 6 december 2018 (arrest 174/2018), waarbij het oordeelde:

“De zoeking in de gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen van het in beslag genomen toestel is een accessorium van de inbeslagneming zelf, net zoals de kennisneming, door de officier van gerechtelijke politie, van de inhoud van de in beslag genomen boeken, notitieboekjes of documenten op fysieke drager.”

Met andere woorden: de politie mocht een smartphone uitpluizen zoals ze ook een in beslag genomen notitieboekje mocht lezen. Enkel wanneer de beveiliging moest worden opgeheven of de zoeking werd uitgebreid naar applicaties, mailboxen en dergelijke, was een rechterlijke machtiging vereist.

Deze benadering stond in schril contrast met de Verenigde Staten, waar het Hooggerechtshof al in 2014 in de zaak Riley v. California oordeelde dat voor het doorzoeken van een smartphone een “warrant” (rechterlijke machtiging) nodig is, omdat een smartphone veel meer privacygevoelige gegevens kan bevatten dan een traditionele aktentas.

De aanleiding tot het smartphonearrest

De zaak die aanleiding gaf tot het smartphonearrest begon op 21 februari 2021, toen de Oostenrijkse politie 85 gram cannabis ontdekte in een pakket bestemd voor een zekere C.G. Na een huiszoeking in zijn woning werd zijn smartphone in beslag genomen. Toen C.G. weigerde de toegangscode te verstrekken, probeerde de politie meermaals het toestel te ontgrendelen, zonder toestemming van een magistraat of rechter, en zonder deze pogingen te documenteren in het strafdossier.

Hoewel de pogingen mislukten en het toestel later werd teruggegeven, betwistte C.G. de rechtmatigheid van deze handelingen voor de administratieve rechtbank van Tirol. Tijdens deze procedure kwam C.G. te weten dat de politie had geprobeerd toegang te krijgen tot zijn gegevens. Dit leidde tot prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van deze praktijk met het EU-recht, in het bijzonder met artikelen 7 en 8 van het Handvest van de Grondrechten (recht op bescherming van privéleven en persoonsgegevens).

Het oordeel van het Hof van Justitie: de belangrijkste principes

In zijn arrest van 4 oktober 2024 ontwikkelde het Hof van Justitie een aantal belangrijke principes die voortaan de doorzoekingen van smartphones zullen bepalen:

1. Het concept ‘gegevensverwerking’ ruim geïnterpreteerd

Het Hof oordeelt dat zelfs een loutere poging tot toegang tot een smartphone al een verwerking van persoonsgegevens vormt in de zin van Richtlijn 2016/680 (de richtlijn voor gegevensbescherming bij politie en justitie). Artikel 3.2 van deze richtlijn omschrijft verwerking als elke bewerking met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder het opvragen en raadplegen. Zodra politieambtenaren een telefoon in beslag nemen en manipuleren om persoonsgegevens op te vragen, is er sprake van gegevensverwerking – ongeacht of ze daadwerkelijk toegang krijgen tot die gegevens.

2. Smartphones bevatten veel (gevoelige) persoonsgegevens

Het Hof benadrukt dat een smartphone veel meer privacygevoelige gegevens kan bevatten dan traditionele documenten. De toegang tot een smartphone kan, afhankelijk van de inhoud en de operationele keuzes van de politie, leiden tot inzage in verkeers- en locatiegegevens, foto’s, browsegeschiedenis en communicatie. Dit kan zeer precieze conclusies over iemands privéleven mogelijk maken, zoals dagelijkse gewoonten, verblijfplaats, activiteiten, sociale relaties en zelfs mogelijk gegevens waaruit iemands origine, politieke, religieuze of filosofische overtuiging kan worden afgeleid.

3. Voorafgaande rechterlijke machtiging vereist

De kernboodschap van het arrest is dat wanneer toegang tot de gegevens op een smartphone een risico inhoudt op een ernstige inmenging in het recht op gegevensbescherming, een voorafgaande controle door een rechterlijke instantie of onafhankelijke administratieve autoriteit vereist is. Die controle moet gebeuren voordat er pogingen worden gedaan om toegang te krijgen tot de gegevens.

Het Hof sluit zich hiermee aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat eerder al oordeelde: “The Court considers it necessary to reiterate that a search of the contents of a mobile telephone […] cannot be in compliance with Article 8 of the Convention if it is left to an investigator’s unfettered discretion; Article 8 requires the issuance of a warrant by an independent body when interference with the privacy of a person is at stake.”

4. Uitzonderingen mogelijk bij hoogdringendheid

Het Hof erkent dat in gevallen van hoogdringendheid de controle later kan plaatsvinden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden wanneer er gevaar bestaat dat volatiele gegevens zouden verdwijnen, het toestel wordt uitgeschakeld of te lang in standby staat, of het risico bestaat dat gegevens van op afstand worden gemanipuleerd.

5. Geen beperking tot ernstige criminaliteit

Een opvallend aspect is dat het Hof niet oordeelt dat smartphone-doorzoekingen beperkt moeten blijven tot ernstige criminaliteit. Dit in tegenstelling tot zijn eerdere rechtspraak over dataretentie, waarin het Hof oordeelde dat het bewaren en gebruiken van verkeers- en locatiegegevens enkel gerechtvaardigd is in de strijd tegen zware criminaliteit. Het is aan de nationale wetgever om te bepalen voor welke (categorieën van) misdrijven een smartphone tijdens een strafrechtelijk onderzoek kan worden uitgelezen.

6. Informatieplicht

Het transparantiebeginsel vereist dat de betrokkene wordt geïnformeerd over het doorzoeken van zijn smartphone. Volgens het Hof moet de betrokkene op de hoogte worden gebracht van de gronden waarop de toestemming tot uitlezing van een smartphone is gebaseerd, zodra het strafrechtelijk onderzoek hierdoor niet meer in gevaar kan worden gebracht.

Praktische implicaties voor België

Het smartphonearrest dwingt België om zijn wetgeving aan te passen. De huidige praktijk waarbij politiediensten smartphones kunnen doorzoeken zonder rechterlijke machtiging is niet langer houdbaar. In afwachting van wettelijke wijzigingen heeft het College van Procureurs-generaal al de omzendbrief COL 19/2024 uitgevaardigd.

Wat betekent dit voor politiediensten?

  1. Rechterlijke machtiging nodig: Voor doorzoekingen van smartphones die een ernstige inmenging in het recht op gegevensbescherming kunnen vormen, is voortaan een rechterlijke machtiging vereist. In de praktijk kan dit via mini-instructie worden verzocht aan de onderzoeksrechter.
  2. Hoogdringende gevallen: In gevallen van hoogdringendheid kunnen politiediensten “strikt noodzakelijke handelingen” stellen om bepaalde risico’s te vermijden (zoals verlies van data). Ze kunnen het toestel in beslag nemen en zelfs een forensische kopie maken alvorens de rechterlijke machtiging te verzoeken. De redenen hiervoor moeten duidelijk in het proces-verbaal worden vermeld.
  3. Toestemming blijft mogelijk: Doorzoekingen na toestemming van de betrokkene blijven mogelijk, mits deze toestemming voorafgaandelijk, weloverwogen en schriftelijk via een standaardformulier wordt gegeven. Belangrijk is wel dat alle andere materiële voorwaarden (met name de absolute noodzaak) nog steeds vervuld moeten zijn.

Wat betekent dit voor verdachten

  1. Sterkere procedurele waarborgen: De vereiste van rechterlijke machtiging biedt een belangrijke procedurele waarborg tegen willekeurige doorzoekingen van smartphones.
  2. Mogelijke bewijsuitsluiting: Wanneer smartphones worden doorzocht zonder de vereiste rechterlijke machtiging, kunnen advocaten beargumenteren dat het verkregen bewijs moet worden uitgesloten op basis van de Antigoon-criteria, met name wanneer de schending opzettelijk of onverschoonbaar is.
  3. Recht op informatie: Verdachten hebben voortaan het recht om geïnformeerd te worden over de doorzoekingen van hun smartphones, zodra dit het onderzoek niet meer in gevaar brengt.

Aangedreven door EmbedPress

Joris Deene

Advocaat-partner bij Everest Advocaten

Contact

Vragen? Advies nodig?
Neem contact op met Advocaat Joris Deene.

Telefoon: 09/280.20.68
E-mail: joris.deene@everest-law.be

Topics