Het statuut van Uber-chauffeurs is al jaren een bron van juridische discussies in België en daarbuiten. Een recent arrest van het arbeidshof te Brussel van 13 juni 2025 werpt een nieuw licht op de zaak. In dit belangrijk arrest oordeelde het hof dat een Uber-chauffeur wel degelijk als werknemer moet worden beschouwd, en niet als zelfstandige. Dit arrest hervormt het vonnis in eerste aanleg en bevestigt de eerdere analyse van de Administratieve Commissie ter regeling van de Arbeidsrelatie (CAR). Dit arrest sluit ook naadloos aan bij de principes van de recent aangenomen Europese richtlijn betreffende platformwerk (EU) 2024/2831.
Voor platformwerkers, en in het bijzonder voor chauffeurs die via het Uber-platform actief zijn in steden als Brussel, Antwerpen of Gent, is dit een uitspraak met mogelijk belangrijke gevolgen. Ons kantoor, gespecialiseerd in arbeidsrecht in de platformeconomie, licht deze belangrijke evolutie voor u toe.
De lange weg naar het arbeidshof: een overzicht
De kwalificatie van de arbeidsrelatie van een Uber-chauffeur heeft een complex juridisch parcours afgelegd, dat de essentie van de discussie rond de platformeconomie blootlegt.
Stap 1: De Administratieve Commissie (CAR) oordeelt: werknemer
Alles begon toen een Uber-chauffeur zijn arbeidsrelatie liet toetsen door de Administratieve Commissie ter regeling van de Arbeidsrelatie (CAR). Op 26 oktober 2020 oordeelde de CAR in haar beslissing nr. 187 dat de relatie tussen de chauffeur en Uber (meer bepaald Uber B.V. en de VZW B.P.R.A.) als een arbeidsovereenkomst moest worden beschouwd.
De Commissie baseerde zich op het wettelijk vermoeden dat van toepassing is in de sector van het personenvervoer. Volgens de Arbeidsrelatiewet van 27 december 2006 wordt een arbeidsrelatie in bepaalde sectoren vermoed een arbeidsovereenkomst te zijn als uit de feiten blijkt dat aan een bepaald aantal criteria is voldaan. De CAR stelde vast dat de chauffeur:
- Geen enkel financieel of economisch risico droeg.
- Geen verantwoordelijkheid of beslissingsmacht had over de financiële middelen van Uber.
- Geen inspraak had in het aankoop- of prijsbeleid, dat eenzijdig door Uber werd vastgelegd.
- In de praktijk niet de mogelijkheid had om voor eigen cliënteel te werken of zich als een eigen onderneming te profileren.
Omdat aan voldoende criteria was voldaan, was het wettelijk vermoeden van een arbeidsovereenkomst van toepassing. Uber slaagde er volgens de CAR niet in dit vermoeden te weerleggen aan de hand van de vier algemene criteria (wil der partijen, vrijheid van organisatie van het werk, vrijheid van organisatie van de werktijd en de mogelijkheid tot hiërarchische controle).
Stap 2: De arbeidsrechtbank oordeelt: zelfstandige
Uber en de VZW B.P.R.A. tekenden beroep aan tegen de beslissing van de CAR. Op 21 december 2022 velde de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel een totaal ander oordeel. De rechtbank was van mening dat Uber het wettelijk vermoeden wél met succes had weerlegd.
De rechtbank oordeelde dat de algemene criteria in het voordeel van een zelfstandige samenwerking pleitten. Zo zou er geen sprake zijn van een hiërarchische controle door Uber, maar eerder van een kwaliteitsopvolging die gebruikelijk is tussen onafhankelijke dienstverleners. De rechtbank hechtte ook veel belang aan de contractueel uitgedrukte wil van de partijen om als zelfstandigen samen te werken. De vordering tot herkwalificatie werd bijgevolg afgewezen.
Het arrest van het arbeidshof van 13 juni 2025: de definitieve bevestiging?
De chauffeur en de RSZ lieten het hier niet bij en tekenden hoger beroep aan. Het arbeidshof te Brussel heeft nu, in zijn arrest van 13 juni 2025, de redenering van de arbeidsrechtbank volledig van tafel geveegd en de oorspronkelijke beslissing van de CAR bevestigd.
Het arbeidshof hervormt het vonnis van de eerste rechter en oordeelt dat de arbeidsrelatie van de chauffeur wel degelijk onder de regels van een arbeidsovereenkomst valt. De kern van de argumentatie van het hof is dat de arbeidsrechtbank de vier algemene criteria verkeerd heeft beoordeeld. Het hof stelt vast dat, wanneer men de feitelijke uitvoering van de overeenkomst analyseert, er wel degelijk een band van ondergeschiktheid bestaat. De “vrijheid” van de chauffeur is grotendeels een illusie, gelet op:
- De controle via het algoritme: Het hof erkent dat de instructies, de prijszetting en de evaluaties die via de Uber-applicatie verlopen, neerkomen op een moderne vorm van werkgeversgezag.
- Het gebrek aan echte ondernemersvrijheid: De chauffeur heeft geen invloed op de tarieven, kan geen eigen klantenbestand opbouwen en is voor zijn inkomen volledig afhankelijk van de door Uber aangeleverde ritten.
- De realiteit primeert op de contractuele kwalificatie: Het arbeidshof herhaalt een basisprincipe van het arbeidsrecht: de feitelijke uitvoering van de relatie is belangrijker dan de benaming die de partijen eraan hebben gegeven.
Door het vonnis van de arbeidsrechtbank te hervormen, bekrachtigt het arbeidshof de facto de analyse van de CAR. De chauffeur wordt dus beschouwd als een werknemer, met beide vennootschappen (Uber en B.P.R.A.) als werkgever.
Een nieuw Europees kader: de richtlijn platformwerk
De uitspraak van het Brusselse arbeidshof staat niet op zichzelf. Ze wordt versterkt door de nieuwe Europese richtlijn (EU) 2024/2831, die tot doel heeft schijnzelfstandigheid bij platformwerk in heel Europa aan te pakken. Deze richtlijn, die door België moet worden omgezet in nationale wetgeving tegen 2 december 2026, verankert enkele cruciale principes:
- Een wettelijk vermoeden van een arbeidsovereenkomst (Artikel 5): De richtlijn verplicht alle lidstaten een wettelijk vermoeden in te voeren. Een platformmedewerker wordt vermoed een werknemer te zijn zodra er feiten zijn die wijzen op leiding en toezicht door het platform. De bewijslast om het tegendeel te bewijzen, ligt volledig bij het platform.
- De voorrang van de feiten (Artikel 4): De richtlijn stelt expliciet dat de aard van de relatie moet worden bepaald op basis van de feitelijke uitvoering van het werk, ongeacht hoe de relatie in het contract wordt genoemd.
- Regels voor algoritmisch beheer (Hoofdstuk III): De richtlijn verbiedt platformen om belangrijke beslissingen (zoals de schorsing van een account) volledig geautomatiseerd te nemen en vereist menselijk toezicht
Wat zijn de gevolgen van dit arrest?
Zowel dit arrest als de nieuwe Europese richtlijn zijn van belang voor de platformeconomie in België.
- Een steun in de rug voor platformwerkers: Chauffeurs en andere platformwerkers (zoals koeriers) die menen zich in een vergelijkbare situatie van “schijnzelfstandigheid” te bevinden, zien hun positie aanzienlijk versterkt. Het wordt voor hen aanzienlijk eenvoudiger om hun rechten als werknemer op te eisen.
- Verhoogd risico voor platformbedrijven: Voor platformen zoals Uber, Deliveroo en andere, wordt het risico op herkwalificatie van hun medewerkers steeds reëler. Een herkwalificatie naar een statuut als werknemer brengt aanzienlijke financiële gevolgen met zich mee, zoals de betaling van achterstallige socialezekerheidsbijdragen, vakantiegeld, en de toepassing van het ontslagrecht. In een vonnis van 10 oktober 2024 werd bijvoorbeeld een fietskoerier die voor Uber Eats werkte door de arbeidsrechtbank te Antwerpen na een ongeval ook als werknemer erkend met recht op een vergoeding voor een arbeidsongeval.
Heeft u vragen over uw statuut?
Bent u zelf actief als chauffeur, koerier of freelancer via een digitaal platform en twijfelt u aan uw statuut? Of bent u een onderneming die met platformwerkers samenwerkt en wilt u uw juridische positie veiligstellen? De grens tussen zelfstandigheid en werknemerschap in de platformeconomie is complex en de inzet is hoog.
Het is cruciaal om u te laten bijstaan door een advocaat met expertise in het arbeidsrecht. Ons kantoor volgt deze evoluties op de voet en biedt gespecialiseerd advies aan zowel platformwerkers als bedrijven.