Een rechtzoekende die de middelen niet heeft om een procedure te voeren, kan een beroep doen op een externe investeerder, een zogenaamde ‘third-party litigation funder’. Deze derde partij financiert de gerechtskosten in ruil voor een deel van de opbrengst bij winst. Maar wat als de tegenpartij eist dat u de details van die financieringsovereenkomst openbaar maakt? Het hof van beroep te Brussel heeft in een arrest van 10 oktober 2025 een duidelijk antwoord gegeven: de openbaarmaking van een dergelijke overeenkomst kan in principe niet worden afgedwongen.
De feiten: een commercieel geschil met grote financiële gevolgen
De zaak draaide rond een conflict tussen de online marketingfirma Proxistore en de technologiegigant Google Ireland. Proxistore, die advertentieruimte verkoopt, was voor haar diensten afhankelijk van de advertentieveiling van Google. Toen Google de toegang tot haar platform opschortte wegens beweerde betalingsachterstanden, kwam de activiteit van Proxistore in gevaar.
Proxistore stapte naar de rechtbank en verkreeg via een eenzijdige procedure een bevelschrift dat Google verplichtte de diensten onmiddellijk te herstellen, op straffe van een dwangsom van 1 miljoen euro per uur vertraging. Door een technische storing duurde de heractivering langer dan verwacht, waardoor de dwangsommen opliepen tot een bedrag van 76 miljoen euro. Proxistore liet vervolgens bewarend beslag leggen op de rekeningen van Google voor dit bedrag.
In de beroepsprocedure die hierop volgde, wierp Google een opmerkelijk verweer op. Google eiste dat Proxistore alle documenten met betrekking tot de externe financiering van de rechtszaak zou voorleggen. Google vermoedde namelijk dat Proxistore niet handelde uit eigen belang, maar louter voor het gewin van externe financiers, en de procedure gebruikte als een speculatief “businessmodel”.
De beslissing van het hof van beroep
Het hof van beroep te Brussel wees de vraag van Google kordaat af. De kern van de beslissing is dat de financiering van een rechtszaak door een derde partij geen relevant gegeven is voor de beoordeling van de grond van de zaak.
De rechter baseert zijn oordeel op artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, dat stelt dat de voorlegging van een document enkel bevolen kan worden als het de bewijslevering van een “ter zake dienend feit” betreft. Volgens het hof is de vraag wie de gerechtskosten betaalt, niet relevant voor de juridische geschilpunten, zoals de bevoegdheid van de rechtbank, de spoedeisendheid van de procedure of de rechten van Proxistore.
Het hof oordeelde specifiek over de volgende punten:
- Procesfinanciering is niet onwettig: Het loutere bestaan van externe procesfinanciering (Third-Party Litigation Funding of TPLF) is in België niet onwettig of strijdig met de openbare orde.
- Geen impact op het persoonlijk belang: Het feit dat een eisende partij gefinancierd wordt, betekent niet dat zij geen persoonlijk en rechtstreeks belang meer heeft bij haar vordering. Het belang van Proxistore was het snelle herstel van de diensten, wat een duidelijk persoonlijk en legitiem doel is, los van wie de procedure financiert.
- Irrelevantie van buitenlandse wetgeving: Google argumenteerde dat procesfinanciering mogelijk onwettig is in Ierland, de jurisdictie waar een eventuele gedwongen uitvoering van het Belgische arrest zou moeten plaatsvinden. Het hof veegde dit argument van tafel en stelde dat dergelijke vragen uitsluitend door de rechtbank in het land van tenuitvoerlegging beoordeeld moeten worden.
Juridische analyse en duiding
Deze uitspraak is van belang voor de groeiende praktijk van procesfinanciering in België. Hoewel er in de meeste EU-lidstaten, waaronder België, nog geen specifieke wetgeving bestaat rond TPLF, bevestigt dit arrest de principiële aanvaarding ervan in onze rechtsorde. De beslissing ligt in lijn met de vaststelling dat TPLF een nuttig instrument kan zijn om de toegang tot het recht te verzekeren.
De discussie over de openbaarmaking van financieringsovereenkomsten is een centraal thema in de Europese debatten over TPLF. De vrees bestaat dat externe financiers de controle over een procedure overnemen en deze aansturen vanuit een louter winstoogmerk, wat kan leiden tot misbruiken. Het Europees Parlement heeft in een resolutie van 13 september 2022 zelfs aanbevolen om een vergunningssysteem voor procesfinanciers in te voeren om transparantie en betrouwbaarheid te garanderen.
Het Brusselse hof kiest echter voor een pragmatische benadering. Door te stellen dat de financieringsovereenkomst niet relevant is voor de kern van het geschil, beschermt het hof de vertrouwelijkheid van de commerciële relatie tussen de rechtzoekende en zijn financier. Dit is een belangrijk signaal naar de markt: zolang de eisende partij een eigen, rechtmatig belang kan aantonen, is de vraag wie de procedure betaalt een zaak die de tegenpartij niet aanbelangt. Dit creëert een gunstig klimaat voor de verdere ontwikkeling van TPLF in België.
Wat dit concreet betekent
Deze uitspraak heeft belangrijke praktische gevolgen voor verschillende partijen:
- Voor de rechtzoekende (eiser): U bent niet verplicht om de details van uw financieringsovereenkomst prijs te geven. Dit beschermt uw strategische positie en de vertrouwelijkheid van uw afspraken. Het versterkt uw mogelijkheid om, zelfs met beperkte middelen, uw recht te halen tegen een financieel sterkere tegenpartij.
- Voor de verwerende partij: U kunt de financiering van de tegenpartij niet zomaar gebruiken als een procedureel wapen om de zaak te vertragen of de aandacht af te leiden van de grond van de zaak. Het argument dat de eiser geen “persoonlijk belang” meer zou hebben, wordt door dit arrest aanzienlijk verzwakt.
- Voor procesfinanciers (funders): De uitspraak biedt meer rechtszekerheid en bevestigt dat hun bedrijfsmodel legitiem is binnen de Belgische rechtsorde. De bescherming van de vertrouwelijkheid van hun overeenkomsten is een cruciale factor om in de Belgische markt te investeren.
FAQ (Veelgestelde vragen)
Is externe procesfinanciering wettelijk toegestaan in België?
Ja, er is geen wet die het verbiedt. Dit arrest van het hof van beroep te Brussel bevestigt dat procesfinanciering door een derde partij in principe aanvaard wordt in de Belgische rechtsorde.
Kan een rechter mij ooit verplichten om een financieringsovereenkomst voor te leggen?
Enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden. De algemene regel, zoals bevestigd in dit arrest, is dat de overeenkomst niet relevant is voor de grond van de zaak en dus niet voorgelegd hoeft te worden. De rechter kan enkel de voorlegging van een document bevelen als dit een “ter zake dienend feit” bewijst, wat hier niet het geval was.
Verlies ik mijn recht om een zaak te voeren als ik mij laat financieren?
Nee. Zolang u een persoonlijk, rechtstreeks en legitiem belang heeft bij de vordering, behoudt u het recht om de zaak te voeren. Externe financiering doet hier geen afbreuk aan.
Conclusie
Het arrest van het hof van beroep te Brussel van 10 oktober 2025 is een belangrijke stap in de erkenning en omkadering van procesfinanciering in België. Het biedt de nodige discretie aan rechtzoekenden en hun financiers en voorkomt dat de tegenpartij de financiering kan misbruiken om de procedure te ondermijnen. Het is een duidelijke overwinning voor de toegang tot het recht.



