1. Inleiding en juridisch kader
Het Beneluxmodel biedt een krachtige juridische bescherming voor de uiterlijke verschijningsvorm van producten binnen de Benelux-landen (België, Nederland en Luxemburg). Deze bescherming is geregeld in het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE), dat op 1 september 2006 in werking is getreden en sindsdien meerdere keren is aangepast.
De regelgeving inzake het Beneluxmodel werd sterk beïnvloed door de Europese Richtlijn 98/71/EG betreffende de rechtsbescherming van modellen (de “Modellenrichtlijn”), die zorgt voor een geharmoniseerde aanpak van de nationale modelbescherming binnen de Europese Unie. Hierdoor vertonen het Beneluxmodel en het Uniemodel (voorheen: Gemeenschapsmodel) veel gelijkenissen, maar er zijn niettemin belangrijke verschillen in procedure, beschermingsomvang en handhaving.
Voor ondernemingen die hun vormgeving willen beschermen, biedt het Beneluxmodel een essentieel instrument om hun creatieve inspanningen te valoriseren en te beschermen tegen namaak en inbreuk. Anders dan bij het auteursrecht, dat automatisch ontstaat bij creatie, ontstaat het recht op een Beneluxmodel uitsluitend door registratie.
2. Wat is een Beneluxmodel?
2.1 Wettelijke definitie en interpretatie
Volgens artikel 3.1, lid 2 BVIE wordt als tekening of model beschouwd “het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan.” Het betreft hier dus de visueel waarneembare vormgeving van een product of een onderdeel ervan.
Dit “uiterlijk” wordt in artikel 3.1, lid 3 BVIE nader gespecificeerd als afgeleid uit de kenmerken van met name:
- De lijnen (in mathematische betekenis, niet als contouren of omtrek)
- De omtrek (wijst op het driedimensionale aspect)
- De kleuren (nooit op zich een model, maar wel een belangrijk element van een tekening)
- De vorm (ook een driedimensionaal aspect)
- De textuur (visueel waarneembare oppervlakte-eigenschappen, bijv. een ruwe stof)
- De materialen van het voortbrengsel zelf (visueelwaarneembare eigenschappen, bijv. een specifieke generfde houtsoort)
- De versiering ervan (los van de vorm)
Belangrijk is dat deze lijst niet uitputtend is. Andere visuele elementen kunnen eveneens deel uitmaken van het beschermde model.
2.2 Tweedimensionale en driedimensionale aspecten
Het “uiterlijk” van een voortbrengsel kan verschillende dimensies hebben:
Tweedimensionaal (tekening): Dit betreft de decoratie van een oppervlakte, zoals patronen, dessin, prints, grafische elementen of oppervlaktebehandeling. Vaak zijn deze niet onlosmakelijk verbonden met het voortbrengsel waarop ze zich bevinden, waardoor ze gemakkelijk op verschillende voorwerpen kunnen worden toegepast.
Driedimensionaal (model): Dit betreft de vormgeving van het voortbrengsel zelf, waarbij de functie van het voortbrengsel meestal invloed heeft op de gekozen vorm. Voorbeelden zijn de vorm van een stoel, een lamp, een verpakking of een autogrill.
Combinatie: Veel voorwerpen combineren zowel twee- als driedimensionale aspecten in hun uiterlijk, zoals een fles met een specifieke vorm én een bedrukt etiket.
2.3 Het begrip “voortbrengsel”
Artikel 3.1, lid 4 BVIE definieert een “voortbrengsel” als “elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp.” Dit omvat onder meer:
- Onderdelen voor samengestelde voortbrengselen: Bijvoorbeeld bumpers voor auto’s, lampenkapjes, keukenaccessoires
- Verpakkingen: Flesvormen, dozen, etuis, displayverpakkingen
- Uitvoering: De uiterlijke verschijningsvorm van producten
- Grafische symbolen: Logo’s, iconen, beeldmerken
- Typografische lettertypen: Specifieke ontwerpen van letters en cijfers
Computerprogramma’s worden echter uitdrukkelijk uitgesloten van bescherming als model.
Een belangrijk aspect is dat het begrip “voortbrengsel” niet beperkt is tot fysieke eenheden. Zo kan ook de inrichting van een hotelkamer, restaurant of keuken als voortbrengsel worden beschouwd, mits deze esthetisch op elkaar zijn afgestemd, functioneel verband houden en gewoonlijk als één product in de handel worden gebracht (cf. Gerecht EU 13 juni 2017, zaak T-9/15, Ball Beverage Packaging Europe/EUIPO).
2.4 Delen en onderdelen van voortbrengselen
Het modellenrecht kan betrekking hebben op:
- Het gehele voortbrengsel
- Een deel van een voortbrengsel
- Een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel
Deel van een voortbrengsel: Alles wat minder is dan het geheel, zonder dat dit deel als zelfstandige eenheid kan worden gescheiden van het voortbrengsel waarvan het deel uitmaakt (bijvoorbeeld de achterkant van een stoel).
Onderdeel van een samengesteld voortbrengsel: Een component die bestemd is om in een samengesteld voortbrengsel te worden geïntegreerd en die kan worden vervangen, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden (bijvoorbeeld een autodeur).
3. Beschermingsvoorwaarden
3.1 Nieuwheid – artikel 3.3, lid 1 BVIE
Een tekening of model wordt als nieuw beschouwd indien er geen identieke tekening of model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van depot of voorrang. De nieuwheid wordt objectief beoordeeld: ook een ontwerper die volledig zelfstandig een tekening of model ontwerpt dat toevallig identiek is aan een reeds bestaand model, kan geen aanspraak maken op bescherming.
Identiteit en onbelangrijke details: Tekeningen of modellen worden als identiek beschouwd wanneer:
- Ze daadwerkelijk identiek zijn
- De kenmerken slechts in onbelangrijke details verschillen die niet onmiddellijk waarneembaar zijn
Voor de beoordeling van nieuwheid moet een vergelijking plaatsvinden tussen de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gezocht en andere individuele modellen die reeds bekend zijn. Deze vergelijking moet betrekking hebben op de tekening of het model in zijn geheel, niet op afzonderlijke kenmerken.
Belangrijk is dat bij de beoordeling van nieuwheid ook modellen worden meegenomen die op andere voortbrengselen zijn toegepast. Het Hof van Justitie heeft dit bevestigd in zijn arrest van 21 september 2017 (gev. zaken C-361/15P en C-405/15P, Easy Sanitary Solutions/EUIPO): een model kan niet als nieuw worden beschouwd indien een identiek model reeds voor het publiek beschikbaar is gesteld, ook al is dit oudere model verwerkt in of toegepast op een ander voortbrengsel.
3.2 Eigen karakter – artikel 3.3, lid 2 BVIE
Een tekening of model bezit een eigen karakter indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door eerdere tekeningen of modellen.
De geïnformeerde gebruiker: Dit is een fictieve persoon die zich bevindt tussen:
- De gemiddelde consument (die weinig specifieke kennis heeft)
- De vakman met grondige technische deskundigheid
Het Hof van Justitie heeft in het arrest van 20 oktober 2011 (zaak C-281/10, Pepsico/Grupo Promer Mon Graphic) verduidelijkt dat de geïnformeerde gebruiker:
- Niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is
- Kennis heeft van de verschillende modellen in de betrokken sector
- Een zekere kennis bezit van de elementen die deze modellen bevatten
- Een relatief hoog aandachtsniveau heeft bij het gebruik van de producten
Mate van vrijheid van de ontwerper: Bij de beoordeling van het eigen karakter moet rekening worden gehouden met:
- Technische beperkingen die de vrijheid van de ontwerper beïnvloeden
- Wettelijke voorschriften die voor het voortbrengsel gelden
- Standaardisering van bepaalde kenmerken
Hoe beperkter de vrijheid van de ontwerper, hoe eerder kleine verschillen volstaan om een andere algemene indruk te wekken. Omgekeerd zullen bij een grote creatievrijheid grotere verschillen nodig zijn om een andere algemene indruk te creëren.
Vergelijking met individuele modellen: Het Hof van Justitie heeft bevestigd (zaak C-345/13, Karen Millen Fashions/Dunnes Stores) dat de vergelijking moet plaatsvinden met individuele modellen, niet met een combinatie van kenmerken van verschillende modellen.
Vierfasentoets: Volgens vaste rechtspraak van het Gerecht EU bestaat de beoordeling van het eigen karakter uit vier fasen:
- Bepalen tot welke sector de voortbrengselen behoren
- Vaststellen wie de geïnformeerde gebruiker is, wat zijn kennis is en zijn aandachtsniveau
- Nagaan welke mate van vrijheid de ontwerper had
- Vergelijking van de algemene indrukken die de modellen wekken, rekening houdend met de eerste drie factoren
3.3 Onderlinge verhouding tussen nieuwheid en eigen karakter
Het Gerecht EU heeft in een arrest van 6 juni 2013 (zaak T-68/11, Erich Kastenholz/BHIM) verklaard dat de voorwaarden van nieuwheid en eigen karakter elkaar in zekere mate overlappen. Verschillen die volstaan om te besluiten dat modellen niet identiek zijn (nieuwheid), volstaan niet automatisch om een andere algemene indruk te wekken (eigen karakter).
Er bestaat dus een hiërarchie: het eigen karakter is een strengere eis dan nieuwheid. Een model dat een eigen karakter bezit, zal automatisch ook nieuw zijn, maar niet omgekeerd.
3.4 Beschikbaarstelling voor het publiek
Voor de beoordeling van nieuwheid en eigen karakter is cruciaal wanneer een tekening of model “voor het publiek beschikbaar is gesteld”. Volgens artikel 3.3, lid 3 BVIE wordt een tekening of model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld wanneer het:
- Is gepubliceerd na inschrijving
- Op andere wijze is gepubliceerd
- Is tentoongesteld
- In de handel is gebracht
- Anderszins (bijvoorbeeld mondeling) openbaar is gemaakt
Uitzondering: Deze openbaarmakingen worden niet in aanmerking genomen indien ze “bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de EU of EER werkzaam zijn.“
Deze uitzondering moet restrictief worden uitgelegd. Het Hof van Justitie heeft in het arrest van 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions) verduidelijkt dat deze uitzondering er niet toe strekt onderscheid te maken tussen verschillende bedrijfstakken in de EU, maar wil vermijden dat moeilijk te verifiëren feiten in derde staten als openbaarmaking worden aangemerkt.
3.5 Termijn van respijt
Art. 3.3, lid 4 BVIE voorziet in een belangrijke uitzondering: een “termijn van respijt”. Hierdoor wordt een openbaarmaking niet meegenomen bij de beoordeling van nieuwheid en eigen karakter indien deze:
- Is gedaan door de ontwerper of zijn rechtverkrijgende binnen twaalf maanden voorafgaand aan de depot- of voorrangsdatum
- Het gevolg is van misbruik jegens de ontwerper binnen diezelfde periode
Deze termijn stelt ontwerpers in staat hun creatie in de praktijk te testen voordat ze formele bescherming aanvragen.
4. Uitgesloten van bescherming
4.1 Technisch bepaalde kenmerken (artikel 3.2, lid 1, a BVIE)
Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald, komen niet voor bescherming in aanmerking. De ratio hierachter is dat technologische innovatie niet mag worden belemmerd door modelrechten.
Het Hof van Justitie heeft in het arrest van 8 maart 2018 (zaak C-395/16, Doceram/Ceramtec) verduidelijkt hoe deze uitsluiting moet worden geïnterpreteerd:
- De uitsluiting is van toepassing wanneer “de noodzaak om aan een bepaalde technische functie van het betrokken voortbrengsel te voldoen, de enige factor is waarom de ontwerper voor een bepaald uiterlijk kenmerk heeft gekozen”
- Het bestaan van alternatieve ontwerpen (die dezelfde functie vervullen) is niet doorslaggevend
- Er moet worden nagegaan of de technische functie de enige factor was die bepalend was voor de kenmerken, waarbij andere overwegingen (met name het visuele aspect) geen rol speelden
Voor deze beoordeling kan de rechter rekening houden met:
- Het aan de orde zijnde model
- De objectieve kenmerken van het betrokken voortbrengsel
- Gegevens over het gebruik van het voortbrengsel
- Eventuele alternatieve ontwerpen
4.2 Verbindingsmodellen (artikel 3.2, lid 1, b BVIE)
Deze uitsluiting betreft de zogenaamde “must fit” elementen: uiterlijke kenmerken die noodzakelijkerwijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om mechanische verbinding mogelijk te maken.
Voorbeelden zijn de vorm van een stekker die in een stopcontact past, of een koppeling waardoor een stofzuigerslang op een stofzuiger past.
De ratio achter deze uitsluiting is het bevorderen van interoperabiliteit tussen producten van verschillende fabrikanten en het stimuleren van standaardisering.
Belangrijke nuance: Deze uitsluiting geldt niet:
- Als het model juist tot doel heeft de meervoudige samenvoeging of verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen mogelijk te maken (artikel 3.2, lid 2 BVIE)
- Als de interoperabiliteit op alternatieve wijze kan worden bereikt
- Als de verbinding niet noodzakelijk is om elk van beide voortbrengselen hun functie te laten vervullen
4.3 Strijdigheid met openbare orde of goede zeden
Tekeningen of modellen die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden van één van de Benelux-landen worden uitgesloten van bescherming.
Voorbeelden zijn:
- Tekeningen en modellen in de seksuele sfeer die als aanstootgevend worden beschouwd
- Racistische tekeningen en modellen
- Tekeningen en modellen waarin nazisymbolen worden gebruikt
- Modellen voor marteltuigen of landmijnen
5. Registratieprocedure
5.1 Het Benelux-depot
Anders dan bij het auteursrecht, ontstaat het recht op een tekening of model uitsluitend door registratie. Artikel 3.5, lid 1 BVIE bepaalt dat het uitsluitend recht op een model slechts wordt verkregen door:
- Een Benelux-depot verricht bij het BOIP
- Een internationaal depot verricht bij het Internationaal Bureau te Genève
Bevoegde instanties voor Benelux-depot:
- Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP) in Den Haag
- De nationale diensten voor industriële eigendom in Brussel of Luxemburg (voor België is dit de Dienst voor Intellectuele Eigendom (DIE))
5.2 Depotformaliteiten
Bij het verrichten van een depot moet aan diverse formaliteiten worden voldaan (artikel 3.9 BVIE):
- Invullen van het officiële aanvraagformulier
- Verstrekken van een duidelijke afbeelding van de tekening of het model
- Betaling van de verschuldigde taksen
- Vermelding van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is verwerkt
- Indien gewenst, een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen
- Eventuele vermelding van de ontwerper of van het feit dat de ontwerper afstand heeft gedaan van het recht om te worden vermeld
Enkelvoudig of meervoudig depot:
- Enkelvoudig depot: Voor één tekening of model
- Meervoudig depot: Voor meerdere tekeningen of modellen in één depot
Voor een meervoudig depot gelden aanvullende voorwaarden:
- Alle producten moeten tot dezelfde (sub)klasse van de internationale classificatie behoren
- Het aantal modellen in één depot is gelimiteerd tot 50
De klassen zijn vastgelegd in de Overeenkomst van Locarno tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid.
5.3 Procedure na indiening
Na ontvangst van het depot wordt gecontroleerd of aan alle vormvereisten is voldaan. Indien dit het geval is, wordt een akte van depot opgemaakt met vermelding van de depotdatum.
Het BOIP voert geen inhoudelijk onderzoek uit naar:
- Nieuwheid
- Eigen karakter
- Andere materiële beschermingsvoorwaarden
Er is slechts één uitzondering: het BOIP kan de publicatie weigeren indien de tekening of het model in strijd is met de openbare orde of de goede zeden van één van de Benelux-landen.
Alle akten van depot worden gecentraliseerd bij het BOIP in Den Haag, dat de depots onverwijld inschrijft in het register en vervolgens publiceert.
5.4 Opschorting van publicatie
De deposant kan verzoeken om de publicatie op te schorten gedurende maximaal twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van depot of voorrang (artikel 3.12 BVIE).
Deze mogelijkheid biedt belangrijke strategische voordelen:
- Concurrenten krijgen pas later kennis van het nieuwe model
- De ontwerper kan in tussentijd de marktlancering voorbereiden
- Het creëert een periode van geheimhouding terwijl al wel een depotdatum is vastgelegd
5.5 Internationale depots
Naast het Benelux-depot kan een model ook via internationale weg worden gedeponeerd op grond van de Schikking van ‘s-Gravenhage (artikel 3.15 BVIE).
Het internationale depot geschiedt bij het Internationaal Bureau in Genève (WIPO). De deposant duidt bij het internationale depot de landen aan waar hij bescherming wenst, waaronder de Benelux kan zijn.
Voordelen van een internationaal depot:
- Eén enkele procedure voor bescherming in meerdere landen
- Kostenbesparing ten opzichte van nationale depots in elk land afzonderlijk
- Centraal beheer van de modelportefeuille
5.6 Recht van voorrang
Een deposant die eerder een depot heeft verricht in een land dat partij is bij het Unieverdrag van Parijs of het TRIPS-verdrag, kan binnen zes maanden een beroep doen op het recht van voorrang (artikel 3.3, lid 5 BVIE).
Dit betekent dat de datum van het eerdere depot geldt als datum voor de beoordeling van nieuwheid en eigen karakter. Gebeurtenissen tussen de voorrangsdatum en de Benelux-depotdatum worden buiten beschouwing gelaten.
Om een beroep te kunnen doen op het recht van voorrang moet dit:
- Worden vermeld bij het depot, of
- Door middel van een bijzondere verklaring bij het BBIE worden ingediend binnen één maand na depot
6. Rechthebbenden
6.1 Wie heeft recht op een tekening of model?
In principe komt het recht op een tekening of model toe aan de werkelijke ontwerper of zijn rechtsopvolgers (artikel 3.7 BVIE).
Als werkelijke ontwerper wordt beschouwd de persoon die door zijn inspanningen de tekening of het model heeft doen ontstaan (bevestigd door het Benelux Gerechtshof in het arrest van 22 juni 2007).
6.2 Werknemers en opdrachtgevers
Het BVIE bevat specifieke bepalingen voor tekeningen en modellen die in dienstverband of in opdracht worden ontworpen:
Werknemers (artikel 3.8, lid 1 BVIE):
- Indien een tekening of model door een werknemer in de uitoefening van zijn functie wordt ontworpen, wordt de werkgever als ontwerper beschouwd
- Dit geldt behoudens andersluidend beding
- De term “in uitoefening van zijn functie” moet restrictief worden geïnterpreteerd en vereist een duidelijke band tussen het ontwerp en de functie van de werknemer
Opdrachtgevers (artikel 3.8, lid 2 BVIE):
- Indien een tekening of model op bestelling wordt ontworpen, wordt degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd
- Dit geldt enkel indien de bestelling is gedaan met het oog op gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd
- Ook hier geldt: behoudens andersluidend beding
Volgens de Nederlands Hoge Raad (arrest van 25 oktober 2013) is voor de toepassing van artikel 3.8 BVIE niet vereist dat een tekening of model aan de beschermingsvoorwaarden voldoet. Het is voldoende dat er sprake is van een model in de zin van het modellenrecht.
6.3 Vordering tot opeising
Indien een model zonder toestemming van de rechthebbende wordt gedeponeerd, kan de ontwerper (of degene die volgens artikel 3.8 BVIE als ontwerper wordt beschouwd) het depot opeisen (artikel 3.7 BVIE).
De vordering tot opeising moet worden ingesteld:
- Binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de publicatie van de inschrijving
- Bij de rechter (niet bij het BOIP)
Na inschrijving van de vordering kan de eiser, indien de rechter de vordering toewijst, in de plaats worden gesteld van de oorspronkelijke deposant.
Na het verstrijken van de termijn van vijf jaar kan de rechthebbende enkel nog de nietigheid van het depot inroepen, zonder dat er een inschrijving op zijn naam mogelijk is.
7. Toegekende rechten
7.1 Inhoud van het uitsluitend recht
Het modelrecht verleent een exclusief recht dat zowel een positieve als een negatieve component heeft:
- Positief: het recht om de tekening of het model te gebruiken
- Negatief: het recht om zich te verzetten tegen gebruik door derden
Volgens artikel 3.16, lid 1 BVIE kan de houder van een tekening of model zich verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin de tekening of het model is verwerkt of waarop het is toegepast en dat:
- Hetzelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model, of
- Bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt
7.2 Gebruikshandelingen
Artikel 3.16, lid 2 BVIE somt exemplarisch de handelingen op waartegen de modelhouder kan optreden:
- Het vervaardigen
- Het aanbieden
- Het in de handel brengen
- Het verkopen
- Het leveren
- Het verhuren
- Het invoeren
- Het uitvoeren
- Het tentoonstellen
- Het gebruiken
- Het voor één van deze doeleinden in voorraad hebben
De opsomming is niet limitatief, zoals blijkt uit de formulering “met name”.
7.3 Beschermingsomvang
Een belangrijk aspect van het modelrecht is dat de bescherming niet beperkt is tot het specifieke voortbrengsel waarvoor het model is gedeponeerd. Het Hof van Justitie heeft dit bevestigd in zijn arrest van 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions):
- De bescherming strekt zich uit tot alle types voortbrengselen
- De bescherming is niet beperkt tot de productcategorie die in de aanvraag is vermeld
Concreet betekent dit dat een model dat is gedeponeerd voor bijvoorbeeld een auto, ook bescherming biedt tegen toepassing van hetzelfde uiterlijk op een speelgoedwagen of een bed, voor zover dit bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt.
De Nederlandse Hoge Raad heeft in een arrest van 31 mei 2013 (Apple/Samsung) verduidelijkt dat er een verband bestaat tussen de geldigheid van een model en de beschermingsomvang ervan:
- De beschermingsomvang is afhankelijk van de afstand tussen het model en eerdere modellen
- De beschermingsomvang ten opzichte van latere modellen is niet groter dan deze afstand
Met andere woorden: hoe innovatiever het model, hoe ruimer de beschermingsomvang.
7.4 Samenloop met andere vorderingsgronden
Artikel 3.16, lid 1 BVIE bepaalt uitdrukkelijk dat het modelrecht geldt “onverminderd de toepassing van het gemeen recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad.”
Dit betekent dat de modelhouder, naast een vordering wegens modelinbreuk, ook een beroep kan doen op:
- De regels inzake oneerlijke handelspraktijken
- De algemene principes van onrechtmatige daad
- Andere intellectuele eigendomsrechten (merkenrecht, auteursrecht)
8. Beperkingen van de toegekende rechten
8.1 Algemene beperkingen (artikel 3.19, lid 1 BVIE)
Het uitsluitend recht op een tekening of model houdt niet het recht in zich te verzetten tegen:
a) Handelingen in de particuliere sfeer voor niet-commerciële doeleinden
- Dit betreft privégebruik zonder winstoogmerk
- Voorbeeld: het namaken van een beschermd meubel voor eigen huiselijk gebruik
b) Handelingen voor experimentele doeleinden
- Dit omvat wetenschappelijk onderzoek, ongeacht of dit voor private of commerciële doeleinden wordt verricht
- De proefnemingen hoeven niet noodzakelijk op het model zelf betrekking te hebben
c) Reproductie ter illustratie of voor onderwijs
- Dit is onderworpen aan drie cumulatieve voorwaarden:
- De handelingen moeten verenigbaar zijn met de eerlijke handelsgebruiken
- Ze mogen niet zonder noodzaak afbreuk doen aan de normale exploitatie
- De bron moet worden vermeld
Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 27 september 2017 (Nintendo/BigBen) verduidelijkt dat deze beperking van toepassing is in een commerciële context en beoogt afbeeldingen toe te staan die dienen als basis voor uitleg of opmerkingen.
8.2 Transport-gerelateerde beperkingen (artikel 3.19, lid 2 BVIE)
Het modelrecht geldt niet voor:
- De uitrusting van in een ander land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die tijdelijk in het Benelux-gebied zijn
- Invoer van vervangingsonderdelen voor deze vaartuigen en luchtvaartuigen
- Reparaties aan deze vaartuigen en luchtvaartuigen
8.3 Communautaire uitputting (artikel 3.19, lid 4 BVIE)
Het uitsluitend recht houdt niet het recht in zich te verzetten tegen handelingen met betrekking tot voortbrengselen die in de EU of EER in het verkeer zijn gebracht door de houder of met diens toestemming.
Deze regel voorkomt dat de modelhouder de verdere verhandeling van producten kan controleren nadat hij ze zelf in de handel heeft gebracht.
8.4 Recht van voorgebruik (artikel 3.20 BVIE)
Een derde die vóór de depotdatum of voorrangsdatum:
- Voortbrengselen heeft vervaardigd met hetzelfde uiterlijk of die geen andere algemene indruk wekken, of
- Een begin heeft gemaakt met de uitvoering van dit voornemen
kan deze activiteiten voortzetten, ondanks het latere modelrecht. Dit recht van voorgebruik is een persoonlijk recht dat alleen kan overgaan samen met het bedrijf waarin de handelingen hebben plaatsgevonden.
Het recht van voorgebruik omvat alle handelingen genoemd in artikel 3.16 BVIE, met uitzondering van invoer.
8.5 De reparatieclausule (artikel 3.19, lid 3 BVIE)
Deze belangrijke beperking betreft reparatieonderdelen. Het uitsluitend recht op een tekening of model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel, houdt niet het recht in zich te verzetten tegen het gebruik van het model voor reparatie van dit samengestelde voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven.
Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 20 december 2017 (Acacia/Porsche) de toepassingsvoorwaarden verduidelijkt:
- Er moet sprake zijn van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel
- Het model moet gebruikt worden voor reparatie van het samengestelde voortbrengsel
- Het doel moet zijn het samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven
De fabrikant of verkoper van reparatieonderdelen moet:
- De downstream-gebruiker informeren dat het onderdeel uitsluitend bestemd is voor reparatie
- Erop toezien dat het onderdeel niet voor andere doeleinden wordt gebruikt
- Geen onderdelen verkopen als hij weet dat ze niet voor reparatie zullen worden gebruikt
Deze reparatieclausule geldt alleen voor tekeningen en modellen die na 1 december 2003 zijn gedeponeerd.
9. Beschermingsduur en vernieuwing
9.1 Initiële en maximale beschermingsduur
Volgens artikel 3.14, lid 1 BVIE wordt een tekening of model na inschrijving beschermd voor een periode van vijf jaar, gerekend vanaf de depotdatum.
Deze beschermingsperiode kan worden verlengd met vier opeenvolgende termijnen van vijf jaar, tot een maximale beschermingsduur van 25 jaar vanaf de depotdatum (artikel 3.14, lid 2 BVIE).
9.2 Procedure voor vernieuwing
De vernieuwing geschiedt door betaling van de verschuldigde taks aan het BOIP. Deze betaling kan worden gedaan:
- Binnen twaalf maanden voorafgaand aan het verstrijken van de geldigheidsduur
- Binnen zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur, mits een extra taks wordt betaald (respijttermijn)
Bij een meervoudig depot kan de vernieuwing beperkt worden tot een deel van de tekeningen of modellen.
Het BOIP herinnert de houder van de tekening of het model zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur aan de mogelijkheid tot vernieuwing. Deze herinnering is echter een service; het niet-ontvangen ervan kan niet worden ingeroepen als excuus voor niet-vernieuwing (artikel 3.14, lid 6 BVIE).
10. Verhouding tot andere intellectuele eigendomsrechten
10.1 Cumulatie met auteursrecht
Artikel 17 van de Modellenrichtlijn vereist dat lidstaten de mogelijkheid bieden van cumulatieve bescherming door het modellenrecht en het auteursrecht. In de Benelux is deze cumulatie dan ook mogelijk: een tekening of model kan tegelijkertijd door beide regimes worden beschermd, mits aan de respectievelijke voorwaarden is voldaan.
Het BVIE bevat in artikel 3.28 specifieke bepalingen om te verzekeren dat beide rechten in dezelfde handen blijven:
- De door de ontwerper verleende toestemming voor een depot houdt overdracht in van het auteursrecht (artikel 3.28, lid 1 BVIE)
- De deposant wordt vermoed tevens houder te zijn van het auteursrecht, maar dit geldt niet tegenover de werkelijke ontwerper (artikel 3.28, lid 2 BVIE)
- De overdracht van het auteursrecht houdt tevens overdracht in van het modelrecht en omgekeerd (artikel 3.28, lid 3 BVIE)
Voor werknemers en opdrachtnemers bepaalt artikel 3.29 BVIE dat het auteursrecht, net als het modelrecht, toekomt aan de werkgever respectievelijk opdrachtgever, behoudens andersluidend beding.
10.2 Verhouding tot merkenrecht
Een tekening of model kan ook merkenrechtelijke bescherming genieten indien het onderscheidend vermogen heeft en aan de overige merkenrechtelijke voorwaarden voldoet.
In de praktijk kan dit leiden tot:
- Een langere beschermingsduur (potentieel onbeperkt bij merken)
- Bescherming tegen gebruik voor niet-soortgelijke waren of diensten (bij bekende merken)
- Verschillende inbreuktoetsing (verwarring bij merken versus algemene indruk bij modellen)
10.3 Verhouding tot octrooirecht
Technische aspecten van een voortbrengsel kunnen niet door het modellenrecht worden beschermd, maar mogelijk wel door octrooien of gebruiksmodellen. De Modellenrichtlijn laat in artikel 16 uitdrukkelijk de mogelijkheid open tot cumulatie met deze beschermingsvormen.
11. Nietigheid en verval
11.1 Verval (artikel 3.22 BVIE)
Het modelrecht vervalt van rechtswege door:
- Vrijwillige doorhaling van de inschrijving
- Het verstrijken van de geldigheidsduur
- Afstand van rechten (bij internationale depots)
- Ambtshalve doorhaling van het internationaal depot
De doorhaling van een Benelux-depot op verzoek van de houder is onderworpen aan beperkingen (artikel 3.21 BVIE):
- Niet mogelijk indien er rechten van derden bestaan die bij overeenkomst zijn vastgelegd of in rechte worden vervolgd
- Bij een licentie is gezamenlijk verzoek van modelhouder en licentiehouder vereist
- De doorhaling geldt voor het gehele Benelux-gebied
11.2 Nietigheidsgronden (artikelen 3.6 en 3.23 BVIE)
De nietigheid van een modelrecht kan worden ingeroepen op diverse gronden:
1. Strijdigheid met een ouder recht (artikel 3.6 BVIE):
- Strijdigheid met een ouder model dat na de depot- of voorrangsdatum voor het publiek beschikbaar is gesteld
- Gebruik van een ouder merk zonder toestemming
- Gebruik van een auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming
- Oneigenlijk gebruik van in artikel 6ter van het Unieverdrag van Parijs genoemde zaken
2. Niet-voldoen aan de wettelijke vereisten (artikel 3.23 BVIE):
- Geen tekening of model in de zin van artikel 3.1 BVIE
- Niet voldoen aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter
- Vallen onder de uitsluitingen van artikel 3.2 BVIE
- Strijdigheid met de openbare orde of goede zeden
- Onvoldoende blijken van de kenmerkende eigenschappen uit het depot
3. Depot zonder toestemming (artikel 3.7 BVIE):
- Depot verricht door iemand die niet de ontwerper is of niet als zodanig wordt beschouwd volgens artikel 3.8 BVIE
11.3 Bevoegde instanties en legitimatie
De bevoegdheid om nietigheid in te roepen varieert per nietigheidsgrond:
- Iedere belanghebbende: voor de meeste nietigheidsgronden
- Specifieke rechthebbenden: voor strijdigheid met oudere rechten
- Openbaar Ministerie: voor strijdigheid met openbare orde of goede zeden
Indien het geding door het OM wordt ingesteld, zijn alleen de rechters in Brussel, ‘s-Gravenhage of Luxemburg bevoegd (artikel 3.23, lid 7 BVIE).
11.4 Nietigheid na verval
Artikel 3.23, lid 6 BVIE bepaalt dat de nietigheid van een inschrijving ook na verval of afstand kan worden ingeroepen. Dit kan van belang zijn voor derden die door de modelhouder zijn aangesproken wegens inbreuk, terwijl het model later is vervallen.
11.5 Handhaving in gewijzigde vorm (artikel 3.24, lid 2 BVIE)
In bepaalde gevallen kan een model dat nietig zou kunnen worden verklaard, in gewijzigde vorm worden gehandhaafd indien het:
- In die vorm aan de beschermingsvoorwaarden voldoet
- Zijn identiteit behoudt
Deze optie is met name van belang bij gedeeltelijke nietigheid, bijvoorbeeld wanneer slechts bepaalde elementen strijdig zijn met een ouder recht.
12. Overdracht en licenties
12.1 Overdracht (artikel 3.25 BVIE)
Een modelrecht kan worden overgedragen, los van het handelsfonds van de onderneming. Voor de geldigheid van een overdracht onder levenden is een schriftelijke akte vereist.
De overdracht moet betrekking hebben op het gehele Benelux-gebied; gedeeltelijke territoriale overdrachten zijn nietig.
12.2 Licenties (artikel 3.26 BVIE)
Een modelrecht kan ook in licentie worden gegeven, waarbij geen schriftelijke vorm vereist is (hoewel dit wel sterk aan te raden is). Een licentie kan betrekking hebben op een deel van het Benelux-gebied.
Bijzonder aan het modellenrecht is dat de modelhouder zijn modelrecht kan inroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met bepalingen inzake:
- De duur van de licentie
- De vorm waarin het model mag worden gebruikt
- De voortbrengselen waarvoor de licentie is verleend
- De kwaliteit van de in het verkeer gebrachte voortbrengselen
Dit geeft de modelhouder een sterker controlemiddel dan een gewone contractuele vordering.
12.3 Tegenwerpelijkheid aan derden (artikel 3.27 BVIE)
Een overdracht of licentie werkt tegenover derden pas na inschrijving van een uittreksel van de akte in het register. Tot dan kan de rechtshandeling wel tussen partijen gelden, maar niet tegenover derden worden ingeroepen.
13. Onze specialisatie en dienstverlening
Ons advocatenkantoor beschikt over uitgebreide expertise in het tekeningen- en modellenrecht en kan u bijstaan in alle aspecten hiervan:
13.1 Strategisch advies
- Evaluatie van de beschermbaarheid van uw creatie
- Advies over de meest geschikte beschermingsstrategie (Benelux, EU of internationaal)
- Afweging tussen verschillende beschermingsvormen (model, merk, auteursrecht)
- Portfolio-ontwikkeling en -beheer
13.2 Registratie en beheer
- Voorbereiding en indiening van Benelux-depots
- Begeleiding bij internationale depots
- Beheer van uw modelportefeuille
- Vernieuwing van inschrijvingen
13.3 Contracten en transacties
- Opstellen en beoordelen van licentieovereenkomsten
- Begeleiding bij overdrachten van modelrechten
- Due diligence bij overnames
- Samenwerkingsovereenkomsten en joint ventures
13.4 Handhaving en geschillen
- Inbreukanalyses
- Onderhandelingen met inbreukmakers
- Gerechtelijke procedures
- Beslag inzake namaak
- Douanemaatregelen
- Verdediging tegen nietigheidsacties
13.5 Branchespecifieke expertise
Onze advocaten beschikken over specifieke expertise in sectoren waar modelbescherming cruciaal is, waaronder:
- Mode en textiel
- Meubilair en interieurdesign
- Auto-industrie
- Verpakkingen
- Grafisch ontwerp
- Consumentenelektronica
14. Conclusie
Het Benelux-model biedt een krachtig instrument om uw vormgeving te beschermen tegen namaak en ongeoorloofde reproductie. De relatief eenvoudige registratieprocedure, in combinatie met een potentieel lange beschermingsduur van 25 jaar, maakt dit een aantrekkelijke optie voor ontwerpers en bedrijven die investeren in vormgeving.
Gezien de complexiteit van het modellenrecht en de strategische keuzes die gemaakt moeten worden, is professioneel juridisch advies van cruciaal belang. Ons advocatenkantoor staat klaar om u hierin te begeleiden en uw belangen te behartigen.