Een brouwerijcontract biedt een horeca-uitbater vaak een cruciale financiële start, maar de tegenprestatie – de drankafnameverplichting – raakt de kern van een fundamenteel juridisch en economisch spanningsveld. Een clausule die u als ondernemer verplicht om voor een lange periode exclusief bij één leverancier aan te kopen, is per definitie een beperking van de vrije concurrentie. Het ‘sluit’ uw verkooppunt immers af voor concurrerende brouwers.
Waarom zijn deze wijdverspreide contracten dan niet gewoon verboden? Het antwoord is complex. Zowel het Europese als het Belgische mededingingsrecht erkent dat dergelijke ‘verticale’ overeenkomsten (tussen een leverancier en een afnemer op verschillende niveaus van de keten) economische voordelen kunnen hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld de distributie efficiënter maken en de brouwer in staat stellen te investeren in uw zaak.
Om echter te vermijden dat grote brouwers de volledige horecamarkt ‘afschermen’ (de zogenaamde ‘market foreclosure’) en het voor nieuwe of kleinere spelers onmogelijk maken om hun producten aan de man te brengen, heeft de wetgever strikte en dwingende grenzen gesteld.
De allerbelangrijkste grens is de duur van de binding. Een contract dat u te lang bindt, kan (gedeeltelijk) nietig zijn, met verstrekkende gevolgen voor uw verplichtingen en de lening die u heeft ontvangen. Hieronder leggen we uit hoe het mededingingsrecht in België de maximale duur van uw brouwerijcontract bepaalt.
De basisregel: het algemeen verbod op concurrentiebeperking
De juridische basis is tweeledig, maar nagenoeg identiek:
- Europees recht: Artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
- Belgisch recht: Artikel IV.1, lid 1, van het Wetboek van Economisch Recht (WER).
Beide artikelen verbieden alle overeenkomsten tussen ondernemingen die de mededinging op de (Belgische of interne) markt verhinderen, beperken of vervalsen.
Een brouwerijcontract met een exclusieve afnameverplichting valt in principe rechtstreeks onder dit verbod. Het beperkt de commerciële vrijheid van de afnemer (u) en, nog belangrijker, het sluit de toegang tot uw verkooppunt af voor concurrerende leveranciers.
De sanctie voor een inbreuk op dit verbod is drastisch: de overeenkomst is van rechtswege nietig (Artikel 101, lid 2 VWEU en Art. IV.1, lid 2 WER). Dit betekent dat het contract wordt geacht nooit te hebben bestaan.
De ‘veilige haven’: de Groepsvrijstelling voor Verticale Overeenkomsten (VBER)
In de praktijk zijn bijna alle brouwerijcontracten toch geldig. Dit komt omdat ze kunnen ontsnappen aan het verbod via een zogenaamde groepsvrijstelling.
De belangrijkste is de Europese Groepsvrijstellingsverordening voor Verticale Overeenkomsten (Verordening (EU) 2022/720, ook wel ‘VBER’ genoemd). Deze verordening creëert een ‘veilige haven’ (safe harbour). Als uw brouwerijcontract voldoet aan alle voorwaarden van deze verordening, wordt het automatisch verondersteld in orde te zijn met het mededingingsrecht. De brouwerij hoeft dan niet individueel te bewijzen dat het contract de concurrentie niet schaadt.
De twee belangrijkste voorwaarden om in deze veilige haven te vallen, zijn:
- De marktaandeeldrempel: Zowel de brouwerij (leverancier) als de horecazaak (afnemer) mag geen marktaandeel van meer dan 30% hebben op zijn respectievelijke relevante markt.
- Geen ‘hardcore restricties’: Het contract mag geen van de zwaarste concurrentiebeperkingen bevatten (bv. het opleggen van vaste verkoopprijzen of het absoluut verbieden van verkoop aan bepaalde klanten).
De 30%-drempel en de ‘relevante markt’: een complexe puzzel
De 30%-drempel lijkt duidelijk, maar is in de praktijk een bron van eindeloze juridische discussies. Om een marktaandeel te berekenen, moet je immers eerst de ‘relevante markt’ definiëren.
- De relevante productmarkt: Is de markt “pilsbier”, “alle bieren”, of “alle dranken verkocht in de horeca”?
- De relevante geografische markt: Is deze lokaal, regionaal, of nationaal (België)?
- Het relevante distributiekanaal: Dit is de meest cruciale. De markt wordt opgesplitst in ‘on-trade’ (verkoop voor consumptie ter plaatse, oftewel de Horeca) en ‘off-trade’ (verkoop in supermarkten/drankencentrales).
Een grote brouwerij kan perfect een totaal marktaandeel van 25% hebben, maar een marktaandeel van 40% in het ‘on-trade’ (Horeca) kanaal. Als dat het geval is, valt hun brouwerijcontract met u buiten de veilige haven van de VBER.
Betekent dit dat het contract automatisch nietig is? Nee. Het betekent dat het contract niet langer automatisch beschermd is en individueel moet worden onderzocht. Dit opent de deur voor u om te argumenteren dat het specifieke contract, in de context van alle andere contracten van die brouwerij, de markt te veel afschermt.
De kern van de VBER: de maximale duur van uw binding
Voor de meeste horeca-uitbaters is de meest relevante voorwaarde uit de groepsvrijstelling de maximale duur van de exclusieve binding.
De algemene regel: een ijzeren limiet van 5 jaar
Artikel 5(1) van de VBER is glashelder: een niet-concurrentiebeding (wat een exclusieve afnameverplichting juridisch is) mag niet langer duren dan vijf jaar.
- Een exclusieve afnameverplichting wordt in de VBER gedefinieerd als elke verplichting die de afnemer ertoe brengt meer dan 80% van zijn totale aankopen van de contractproducten bij de leverancier te betrekken.
- Deze limiet van 5 jaar is een economisch-juridische balans: het geeft de brouwerij voldoende tijd om haar investering in uw zaak (de lening, de tapinstallatie) terug te verdienen, maar voorkomt dat de markt voor concurrenten excessief lang (meer dan 5 jaar) wordt afgesloten.
Wat als u een contract tekent voor 10 jaar, met een exclusiviteitsclausule?
- De exclusiviteitsclausule valt buiten de veilige haven.
- Deze clausule wordt dan individueel getoetst aan het verbod van Artikel 101 VWEU / IV.1 WER.
- In de praktijk oordelen rechtbanken bijna altijd dat een exclusiviteitsbeding dat de 5 jaar overschrijdt, zonder rechtvaardiging, nietig is voor het deel dat de 5 jaar te boven gaat. U bent dan na 5 jaar bevrijd van uw afnameplicht.
Let op voor stilzwijgende verlenging
De 5-jaarregel geldt ook voor contracten die stilzwijgend worden verlengd. Een contract van 3 jaar dat stilzwijgend wordt verlengd en zo de facto onbepaald wordt, valt buiten de veilige haven zodra de totale duur de 5 jaar overschrijdt.
De grote uitzondering: koppeling aan huur van het pand
Waarom bestaan er dan zoveel brouwerijcontracten die 9, 18 of zelfs 27 jaar duren? Het antwoord ligt in Artikel 5(2) van de VBER: de zogenaamde ‘Horeca-uitzondering’.
Deze bepaling stelt dat de 5-jaargrens NIET van toepassing is, indien de dranken worden verkocht vanuit lokalen (onroerend goed) die door de leverancier (de brouwerij) aan de afnemer (u) worden verhuurd of in eigendom worden gegeven.
In dat specifieke geval mag de exclusieve afnameverplichting duren zolang als de huurovereenkomst (of juister: zolang u de lokalen exploiteert).
De perfecte match met de Belgische Handelshuurwet
Dit is de juridische en economische reden waarom brouwerijen historisch gezien massaal horecapanden hebben aangekocht. Ze treden op als verhuurder.
- De Belgische Handelshuurwet voorziet in een minimumduur van 9 jaar.
- De brouwerij biedt u een handelshuurcontract aan voor 9 jaar.
- Tegelijkertijd (en daaraan gekoppeld) tekent u een brouwerijcontract met een exclusieve afnameplicht voor 9 jaar.
Dit is perfect legaal onder de VBER. De brouwerij stelt een zeer kapitaalintensief goed (het pand) ter beschikking en mag in ruil daarvoor de afzet van haar dranken in dat pand veiligstellen voor de duur van de huur. Bij een huurhernieuwing (naar 18, 27 jaar) kan ook het brouwerijcontract legaal mee worden verlengd.
De cruciale valkuil: bruikleen is géén huur
Hier maken veel uitbaters en zelfs sommige leveranciers een kapitale fout. Wat als de brouwerij niet de verhuurder is van het pand, maar u enkel een lening geeft of duur materiaal ter beschikking stelt?
- Voorbeeld: U huurt zelf een pand van een particulier. U gaat naar een brouwerij voor financiering. De brouwerij geeft u een lening van €20.000 en installeert een tapinstallatie ter waarde van €10.000 (in bruikleen ). Om deze €30.000 “terug te verdienen”, legt de brouwerij u een exclusiviteitscontract op van 10 jaar.
Dit contract is NIET GELDIG voor wat betreft de duur.
De uitzondering van Artikel 5(2) VBER geldt enkel voor de terbeschikkingstelling van het onroerend goed (het pand). Het geldt expliciet niet voor de terbeschikkingstelling van roerende goederen (tapinstallaties, koelkasten, meubilair) of voor een simpele geldlening.
Een exclusief brouwerijcontract dat enkel gekoppeld is aan een geldlening of bruikleen van materiaal, valt dus gewoon onder de algemene regel van maximaal 5 jaar. De exclusiviteitsclausule in het voorbeeldcontract is nietig voor de 5 jaar die de limiet overschrijden.
De sanctie: wat als uw contract de regels schendt?
De sanctie voor het schenden van het mededingingsrecht (Art. 101 VWEU / IV.1 WER) is drastisch: de verboden clausule is automatisch en absoluut nietig.
- Een nietige clausule wordt geacht nooit te hebben bestaan.
- U kunt dus van de ene op de andere dag stoppen met het naleven van de (te lange) exclusiviteit, zonder dat de brouwerij een schadevergoeding kan eisen voor contractbreuk.
Dit roept complexe vervolgvragen op. Als de exclusiviteit (die te lang duurt) nietig is, wat gebeurt er dan met de rest van het contract? Wat met de lening? Kan de brouwerij die onmiddellijk terugvorderen omdat de ‘oorzaak’ van de lening (de exclusiviteit) is weggevallen?
Dit hangt af van de vraag of het contract kan voortbestaan zonder de nietige clausule (partiële nietigheid). Dit is complexe juridische materie. Het belangrijkste om te onthouden is dat een schending van de 5-jaarregel u extreem veel onderhandelingsmacht geeft. De brouwerij zal doorgaans een dure en onzekere rechtszaak willen vermijden en veel sneller bereid zijn tot een minnelijke schikking (bv. herziening van het contract).
Conclusie: de duur is uw sterkste wapen
Het mededingingsrecht is dwingend recht; u kunt er contractueel niet van afwijken. Het beschermt u tegen een al te verstikkende en langdurige binding.
Onthoud daarom deze drie vuistregels:
- Standaardregel: Een exclusieve afnameplicht mag maximaal 5 jaar duren.
- Uitzondering: Als de brouwerij ook uw verhuurder van het pand is, mag de exclusiviteit gekoppeld worden aan de duur van het huurcontract (bv. 9 jaar).
- De grote valkuil: Een lening of het ‘lenen’ van een tapinstallatie (bruikleen) is geen huur en rechtvaardigt dus nooit een langere duur dan 5 jaar.
Een contract in België dat deze regels schendt, is (gedeeltelijk) nietig. Dit geeft u de vrijheid om opnieuw te onderhandelen of dranken aan te kopen bij concurrenten.
