Kan Hongarije gezichtsherkenning inzetten tegen de deelnemers van Pride optochten?

Hongarije heeft recentelijk wetgeving aangenomen die Pride-evenementen verbiedt en het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie (FRT) toestaat om deelnemers te identificeren en mogelijk te beboeten. Deze maatregelen, gerechtvaardigd onder het mom van ‘kinderbescherming’, roepen aanzienlijke juridische en ethische vragen op binnen het kader van de Europese regelgeving, met name de AI Act en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).​

Gebruik van Gezichtsherkenning en de AI Act

De AI Act van de Europese Unie verbiedt in artikel 5.1.h het gebruik van ‘real-time’ biometrische identificatiesystemen op afstand in openbare ruimtes voor wetshandhavingsdoeleinden. Evenwel bevat dit artikel een aantal uitzonderingen die naargelang de interpretatie ervan de effectiviteit van het verbod kunnen ondermijnen. Deze uitzonderingen kunnen leiden tot de conclusie dat Hongarije, ondanks de intentie om FRT in te zetten tegen Pride-deelnemers, mogelijk geen inbreuk maakt op de AI Act.​

Relevantie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Naast de AI Act biedt ook het EVRM een juridisch kader ter bescherming van fundamentele rechten. In de zaak Glukhin tegen Rusland oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in 2023 dat er geen dringende maatschappelijke noodzaak was voor het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie om deelnemers aan een vreedzaam protest te identificeren en te arresteren. Het Hof concludeerde dat dergelijk gebruik niet noodzakelijk is in een democratische samenleving. Deze jurisprudentie is relevant voor de situatie in Hongarije, waar het gebruik van FRT tegen Pride-deelnemers vergelijkbare vragen oproept over de noodzaak en proportionaliteit van dergelijke maatregelen.​

Ook de Europese Commissie erkent deze bescherming van fundamentele rechten in haar (ontwerp)richtsnoeren over verboden AI-praktijken.

Conclusie

Hoewel de AI Act een belangrijk instrument is om het gebruik van FRT te reguleren, kunnen de aanwezige uitzonderingen de handhaving van het verbod bemoeilijken. Daarom kan ook de bescherming van fundamentele rechten, zoals gewaarborgd door het EVRM, worden gebruikt in eventuele juridische argumentatie tegen het gebruik van FRT in situaties zoals de geplande acties van Hongarije. Het benadrukken van deze fundamentele rechten biedt een basis om dergelijke praktijken aan te vechten en te voorkomen dat technologie wordt misbruikt om de rechten van specifieke groepen, zoals de LGBTQI+ gemeenschap, in te perken.

Joris Deene

Advocaat-partner bij Everest Advocaten