Inleiding
Als ondernemer kan u te maken krijgen met situaties waarbij een derde partij bewust meewerkt aan het niet-nakomen van contractuele verplichtingen door uw contractpartner. Dit fenomeen staat in het Belgisch recht bekend als “derde-medeplichtigheid aan contractbreuk” en vormt een belangrijk onderdeel van het leerstuk oneerlijke mededinging. Het gaat om een complexe juridische figuur die aanzienlijke gevolgen kan hebben voor uw onderneming, hetzij als slachtoffer, hetzij als potentiële “medeplichtige”.
Hieronder bespreken we de juridische aspecten van dit fenomeen, inclusief de historische ontwikkeling in rechtspraak, de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, en de beschikbare rechtsmiddelen.
Wat is derde-medeplichtigheid aan contractbreuk?
Conceptuele omkadering
Derde-medeplichtigheid aan contractbreuk doet zich voor wanneer een derde op actieve of passieve wijze bewust meewerkt aan of profiteert van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen door een contractpartij. Dit juridisch concept vormt een belangrijke uitzondering op het beginsel van de relativiteit van overeenkomsten, dat bepaalt dat contracten in principe enkel gevolgen hebben voor de contracterende partijen.
Praktische voorbeelden
Enkele klassieke voorbeelden ter illustratie:
- Doorbreken van exclusieve distributiesystemen: Een caféhouder koopt bier bij brouwerij A terwijl hij via een exclusiviteitscontract gebonden is aan brouwerij B.
- Inbreuk op selectieve distributie: Een niet-erkende verdeler verkoopt luxeproducten die hij heeft kunnen verkrijgen omdat een erkende verdeler zich niet aan zijn afspraken met de fabrikant heeft gehouden.
Het is opmerkelijk dat in veel gevallen het slachtoffer van contractbreuk zich niet (alleen) tot zijn contractpartner wendt, maar (ook) tegen de derde-medeplichtige optreedt. Dit kan verschillende redenen hebben: soms weet het slachtoffer niet welke contractpartner precies de contractbreuk heeft gepleegd, in andere gevallen is de actie tegen de derde strategisch interessanter of proceseconomisch voordeliger.
Juridisch kader en wettelijke basis
Onrechtmatige daad en oneerlijke marktpraktijken
De derde-medeplichtigheid aan contractbreuk wordt juridisch gekwalificeerd op twee niveaus:
- Als onrechtmatige daad: Artikel 6.5 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat eenieder aansprakelijk is voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt. De bewuste medewerking aan andermans contractbreuk wordt door de rechtspraak als een fout beschouwd.
- Als oneerlijke handelspraktijk: Artikel VI.104 Wetboek van Economisch Recht (WER) vormt een specifieke grondslag voor gevallen tussen ondernemingen: “Elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden, is verboden.”
Relativiteit van overeenkomsten
Het juridisch vertrekpunt voor de analyse is artikel 5.103 BW , dat stelt dat overeenkomsten alleen gevolgen hebben tussen contracterende partijen en derden in principe niet binden. De rechtspraak heeft echter erkend dat dit principe niet betekent dat derden volledig vrij zijn om bewust mee te werken aan contractbreuk.
Historische evolutie in de rechtspraak
De evolutie in de rechtspraak rond derde-medeplichtigheid aan contractbreuk toont een interessante verschuiving in juridisch denken over meer dan 90 jaar:
1. Het arrest van 1932: beperkte aansprakelijkheid
In een principearrest van 24 november 1932 oordeelde het Hof van Cassatie dat een derde (een brouwerij) niet onrechtmatig handelt door louter te profiteren van contractuele wanprestatie door een caféhouder. Volgens deze uitspraak was actieve medewerking aan de contractbreuk vereist om van onrechtmatigheid te kunnen spreken.
2. Het arrest van 1961: kennis alleen is onvoldoende
In een arrest van 3 november 1961 verfijnde het Hof deze redenering door te beslissen dat een handelaar niet in strijd handelt met de eerlijke handelspraktijken enkel omdat hij producten verkoopt in strijd met een alleenverkoopovereenkomst waarvan hij het bestaan kende. Deze uitspraak creëerde rechtsonzekerheid over de precieze voorwaarden voor derdenmedeplichtigheid.
3. Het keerpuntarrest van 1983: kennis en deelname volstaan
In een belangrijk keerpunt-arrest van 22 april 1983 herzag het Hof van Cassatie zijn eerdere rechtspraak fundamenteel: een derde handelt onrechtmatig wanneer hij op de hoogte was van de bestaande contractuele situatie en niettemin aan de contractbreuk heeft deelgenomen. Dit betekende een aanzienlijke versoepeling van de voorwaarden voor derdenmedeplichtigheid.
4. Recente bevestiging: arresten van 2020
In een arrest van 28 mei 2020 heeft het Hof van Cassatie deze leer uitdrukkelijk bevestigd door te stellen dat de medewerking door een derde onderneming aan een contractbreuk, niettegenstaande hij hiervan kennis had of moest hebben, een buitencontractuele fout vormt en een met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad in de zin van artikel VI.104 WER uitmaakt, waarvan de staking kan worden bevolen.
In een arrest van 4 juni 2020 verduidelijkte het Hof verder dat het niet noodzakelijk is dat de derde rechtstreeks met de contractuele schuldenaar heeft gecontracteerd, maar dat het volstaat dat hij bewust deelneemt aan de niet-nakoming van de verbintenissen.
Voorwaarden voor derde-medeplichtigheid aan contractbreuk
Om van derde-medeplichtigheid aan contractbreuk te kunnen spreken, moet aan vier cumulatieve voorwaarden zijn voldaan:
1. Bestaan van een geldige contractuele verbintenis
Er moet een rechtsgeldige overeenkomst bestaan tussen twee partijen. Indien de overeenkomst nietig zou zijn (bijvoorbeeld wegens strijdigheid met het kartelverbod), dan kan er geen sprake zijn van derde-medeplichtigheid aan de schending ervan.
Dit betekent dat de derde zich kan verweren door de nietigheid van de onderliggende overeenkomst in te roepen. Bijvoorbeeld: een distributeur die beweert dat een selectief distributiesysteem in strijd is met het mededingingsrecht en dus nietig is.
2. Schending van de contractuele verbintenis door de contractpartij
De contractpartij die schuldenaar is van de verbintenis moet deze daadwerkelijk hebben geschonden. Hierbij kan het gaan om actieve contractbreuk (handelen in strijd met het contract) of passieve contractbreuk (nalaten te doen wat contractueel verplicht is).
Belangrijk hierbij is dat de stakingsrechter het bestaan van een contractbreuk mag vaststellen, zelfs al betreft het in wezen een contractueel geschil. Dit werd bevestigd door het Hof van Cassatie in zijn arrest van 28 mei 2020.
3. Kennis bij de derde van de contractuele verbintenis
De derde moet kennis hebben gehad van het bestaan van de contractuele verbintenis of daar redelijkerwijs van op de hoogte moeten zijn geweest. Het betreft hier een geobjectiveerde kennisstandaard: wat zou een normaal zorgvuldige persoon in dezelfde omstandigheden hebben geweten of behoren te weten?
Concrete indicaties van dergelijke kennis kunnen zijn:
- Uitdrukkelijke vermelding op producten dat ze enkel via erkende verdelers mogen worden verkocht
- Eerdere correspondentie met de contractpartij waarin op het exclusieve karakter wordt gewezen
- Algemene bekendheid in de sector van bepaalde distributiesystemen
- Voorafgaande contacten waarin de contractuele situatie werd besproken
4. Deelname aan de contractbreuk ondanks deze kennis
De derde moet, ondanks zijn kennis van de contractuele situatie, toch hebben deelgenomen aan de contractbreuk. Dit vereiste houdt in dat hij wist of behoorde te weten dat zijn handeling bijdroeg aan de contractbreuk.
De rechtspraak toont aan dat deze deelname verschillende vormen kan aannemen:
- Actief meewerken aan de schending (aanmoedigen, faciliteren)
- Bewust profiteren van de contractbreuk (wetende dat producten via “grijze kanalen” zijn verkregen)
- Stimuleren van contractbreuk (zoals bij de afwerving van personeel gebonden door concurrentiebedingen)
De bewijsproblematiek
Een van de grootste uitdagingen bij vorderingen op grond van derde-medeplichtigheid aan contractbreuk is het bewijzen van de vier voorwaarden, in het bijzonder de derde en vierde voorwaarde.
De bewijslast rust op de eiser (actori incumbit probatio). Dit betekent dat de eisende partij zal moeten aantonen dat aan alle voorwaarden voor derdenmedeplichtigheid is voldaan, wat in de praktijk vaak complex is.
Bewijsmoeilijkheden bij distributiesystemen
Vooral bij claims rond het doorbreken van selectieve of exclusieve distributiesystemen doen zich vaak bewijsproblemen voor. Het feit dat een derde weet dat een fabrikant een selectief distributiesysteem hanteert, is op zichzelf onvoldoende. De fabrikant die een niet-erkende verdeler derde-medeplichtigheid aan contractbreuk verwijt, moet aantonen dat die derde zich heeft bevoorraad bij een gebonden handelaar, wat in de praktijk vaak moeilijk te bewijzen is.
Praktische bewijsstrategieën
Fabrikanten nemen hun toevlucht tot verschillende hulpmiddelen om de bewijslast te verlichten, zoals vermeldingen op producten dat ze enkel door erkende verdelers mogen worden verkocht. De rechtspraak is echter verdeeld over de effectiviteit van dergelijke maatregelen.
In een arrest van 17 oktober 1997 oordeelde het Hof van Cassatie dat de vaststelling dat de verkoper niet zelf de vermelding heeft aangebracht op de producten die hij op een buitenlandse parallelle markt heeft gekocht en dus geen positieve daad heeft gesteld, niet uitsluit dat hij een met de eerlijke handelsgebruiken strijdige daad heeft kunnen stellen.
Beschikbare rechtsmiddelen
Wanneer derde-medeplichtigheid aan contractbreuk is vastgesteld, beschikt het slachtoffer over verschillende juridische actiemiddelen:
1. Vordering tot staking
Op basis van artikel XVII.1/4 WER in combinatie met artikel VI.104 WER kan de benadeelde partij een vordering tot staking instellen tegen de derde-medeplichtige. Deze procedure heeft verschillende voordelen:
- Snelheid: De stakingsrechter behandelt de zaak “zoals in kortgeding”
- Preventief karakter: De vordering kan worden ingesteld zodra er een risico op schade is, zonder dat effectieve schade moet worden bewezen
- Ruime bevoegdheid: De stakingsrechter mag het bestaan van contractbreuk vaststellen, ook al betreft dit in wezen een contractueel geschil
De stakingsrechter kan verschillende maatregelen bevelen:
- Verbod tot verdere verkoop van de betreffende producten
- Verbod tot verdere afwerving van personeel
- Verbod tot gebruik van vertrouwelijke informatie
- Publicatie van de beslissing
- Dwangsom bij niet-naleving
2. Vordering tot schadevergoeding
Naast of in plaats van een stakingsvordering kan het slachtoffer een vordering tot schadevergoeding instellen op grond van onrechtmatige daad (art. 6.5 BW). Hierbij moet worden aangetoond:
- Het bestaan van een fout (de derdenmedeplichtigheid)
- Schade
- Oorzakelijk verband tussen fout en schade
De schadevergoeding kan verschillende elementen omvatten:
- Gederfde winst
- Marktaandeelverlies
- Prijserosie
- Imagoschade
- Kosten voor het herstellen van het distributiesysteem
Praktische adviezen voor ondernemingen
Als potentieel slachtoffer van derde-medeplichtigheid
- Preventieve maatregelen:
- Zorg voor duidelijke contractuele clausules in uw distributie-, arbeids- en andere overeenkomsten
- Implementeer traceerbaarheidssystemen voor uw producten
- Voorzie duidelijke vermeldingen op producten en verpakkingen
- Informeer potentiële “outsiders” proactief over uw distributiesysteem
- Monitoring:
- Voer regelmatig marktonderzoek uit
- Gebruik mystery shopping technieken
- Installeer een meldpunt voor inbreuken
- Bij vaststelling van inbreuken:
- Verzamel zo veel mogelijk bewijsmateriaal
- Overweeg eerst een ingebrekestelling vooraleer juridische stappen te ondernemen
- Maak een strategische keuze tussen verschillende rechtsmiddelen
- Beoordeel de mededingingsrechtelijke aspecten van uw zaak
Als potentiële “medeplichtige”
- Due diligence bij contractering:
- Stel vragen over de herkomst van producten
- Vraag garanties van leveranciers over hun recht om te verkopen
- Houd rekening met waarschuwingen op producten of in communicatie
- Bij werving van personeel:
- Controleer op concurrentiebedingen
- Verbied gebruik van vertrouwelijke informatie van vorige werkgevers
- Neem contractuele garanties op tegen misbruik van informatie
- Bij verdediging tegen claims:
- Onderzoek de geldigheid van de onderliggende overeenkomst
- Betwist uw kennis van de contractbreuk indien mogelijk
- Evalueer mededingingsrechtelijke verweren
Conclusie
Derde-medeplichtigheid aan contractbreuk blijft een complex maar essentieel leerstuk in het Belgisch ondernemingsrecht. Door de evolutie in de rechtspraak is het nu duidelijk dat een derde die bewust meewerkt aan een contractbreuk, wetende dat hij daardoor bijdraagt aan een contractbreuk, onrechtmatig handelt en hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld.
Voor ondernemingen is het cruciaal om zowel preventief als reactief een doordachte strategie te hanteren met betrekking tot dit fenomeen, hetzij om de eigen contractuele relaties te beschermen tegen inmenging door derden, hetzij om het risico op aansprakelijkheid als potentiële “medeplichtige” te minimaliseren.
Onze bijstand
Ons advocatenkantoor beschikt over uitgebreide expertise in deze materie en begeleidt ondernemingen bij alle aspecten van derde-medeplichtigheid aan contractbreuk:
- Preventief advies bij het opstellen van contracten en distributiesystemen
- Strategisch advies bij het vaststellen van potentiële inbreuken
- Bijstand bij onderhandelingen en minnelijke schikkingen
- Vertegenwoordiging bij stakingsprocedures en aansprakelijkheidsvorderingen
- Verdediging tegen claims van derde-medeplichtigheid
Elke situatie vergt een grondige juridische analyse en een strategie op maat. Ons team van ervaren advocaten staat klaar om u hierin te begeleiden en uw belangen optimaal te verdedigen.