Een arrest van 7 oktober 2025 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bevestigt dat de politie onder strikte voorwaarden een fictief profiel van een minderjarige mag inzetten in een online chatroom om daders van seksueel misbruik op te sporen. Deze methode wordt niet automatisch beschouwd als onwettige politie-uitlokking, op voorwaarde dat de undercoveragent een passieve houding aanneemt.
Het anonieme karakter van het internet stelt het gerecht voor grote uitdagingen, zeker in de strijd tegen online zedenfeiten zoals ‘grooming’. Daders wanen zich vaak onaantastbaar. Een uitspraak in de zaak Helme t. Estland schept nu meer duidelijkheid over de grenzen van proactief politieonderzoek in de digitale wereld.
De feiten: een undercoveroperatie in een online chatroom
De zaak draaide rond een man die werd veroordeeld voor de poging tot seksuele ronseling van een minderjarige. De veroordeling kwam er nadat hij via privéberichten in een publieke chatroom, genaamd “hall of love”, expliciet seksuele gesprekken had gevoerd met een gebruiker genaamd “Marleen12”. Wat de man niet wist, was dat achter dit profiel een undercover politieagente schuilging die zich voordeed als een 12-jarig meisje.
De politieoperatie was opgestart na algemene informatie dat op die specifieke website seksuele gesprekken met minderjarigen plaatsvonden. Er was op voorhand geen concrete verdenking tegen de man in kwestie. Hij argumenteerde dan ook dat hij in de val was gelokt (politionele provocatie) en dat zijn recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was geschonden. Volgens hem was het loutere feit dat de politie een verleidelijk nepprofiel had gecreëerd al een vorm van uitlokking.
De beslissing van het europees hof
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde unaniem dat er geen sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces. Het Hof stelde vast dat het gebruik van undercovertechnieken, zeker in de context van online misdrijven, een noodzakelijk onderzoeksmiddel kan zijn.
De cruciale elementen in de redenering van het Hof waren:
- De passieve houding van de agente: De agente had de gesprekken niet geïnitieerd. Uit de transcripties bleek dat de veroordeelde man telkens zelf het contact zocht en de gesprekken een seksuele lading gaf. De agente bleef “essentieel passief” en reageerde voornamelijk kort op zijn initiatieven.
- Geen druk of aansporing: De man werd op geen enkel moment onder druk gezet of aangespoord om de strafbare feiten te plegen. Hij was vrij om de conversatie op elk moment te beëindigen.
- Gerechtvaardigde operatie: Hoewel er geen voorafgaande verdenking was tegen de man persoonlijk, was er wel een objectieve verdenking ten aanzien van een “gedefinieerde en beperkte virtuele ruimte”: de specifieke chatroom. De politie had goede redenen om op die plek een onderzoek te starten, gezien de informatie over misbruik.
Juridische analyse en duiding
Deze uitspraak is van groot belang omdat het de traditionele criteria voor politie-uitlokking toepast en verfijnt voor de digitale context. De klassieke regel stelt dat politieagenten zich niet mogen opwerpen als agent provocateur: ze mogen een persoon niet aanzetten tot het plegen van een misdrijf dat hij of zij anders niet zou hebben begaan, enkel en alleen om een veroordeling te kunnen bekomen.
Het Hof erkent echter dat de anonimiteit en de aard van online misdrijven, zoals grooming, een andere aanpak vergen. De vereiste van een “objectieve verdenking” wordt hier verruimd: een verdenking tegen een specifieke plaats (een website of chatroom) kan volstaan om een operatie te rechtvaardigen, zonder dat er al een concrete dader in het vizier is. Dit is een significante evolutie, ingegeven door de positieve verplichting van de staat om kwetsbare minderjarigen effectief te beschermen tegen misbruik, ook online.
De kern van de zaak blijft echter de gedraging van de undercoveragent. De operatie is legitiem zolang de politie zich beperkt tot het creëren van een mogelijkheid om een misdrijf te plegen en vervolgens passief observeert wie van die mogelijkheid gebruikmaakt. Zodra de agent actief begint aan te sporen, te overtuigen of druk uit te oefenen, wordt de grens met ongeoorloofde uitlokking overschreden.
Wat dit concreet betekent
- Voor de politie en het parket: Deze uitspraak biedt een duidelijker kader voor het voeren van proactieve online onderzoeken. Een operatie moet wel steeds geautoriseerd zijn door een bevoegde magistraat en de undercoveragenten moeten strikte instructies krijgen over hun passieve rol. Het is geen vrijgeleide voor willekeurige ‘fishing expeditions’.
- Voor verdachten in gelijkaardige zaken: Het verweer van uitlokking wordt aanzienlijk zwakker als kan worden aangetoond dat de verdachte zelf het initiatief nam voor het contact en de strafbare handelingen. De bewering “de politie heeft mij verleid” houdt geen stand als uit de feiten blijkt dat men zelf de actieve en sturende partij was.
- Voor internetgebruikers: Wees u ervan bewust dat niet iedereen online is wie hij of zij beweert te zijn. Dit arrest bevestigt dat ook wetshandhavers zich in de digitale wereld kunnen begeven om strafbare feiten op te sporen.
FAQ (Veelgestelde Vragen)
Is elk gebruik van een nepprofiel door de politie nu toegestaan?
Nee. Het gebruik moet gerechtvaardigd zijn door een redelijke verdenking (desnoods tegen een specifieke online omgeving), goedgekeurd zijn door het parket of de onderzoeksrechter, en de agent moet zich passief opstellen. Actieve aansporing blijft verboden.
Wat is precies het verschil tussen een legitieme undercoveroperatie en verboden uitlokking?
De grens ligt bij wie het initiatief neemt. Bij een legitieme operatie creëert de politie een gelegenheid en wacht af. Bij uitlokking oefent de politie een zodanige invloed uit dat iemand een misdrijf pleegt dat hij anders niet zou hebben gepleegd. De passiviteit van de agent is hierbij het sleutelcriterium.
Geldt deze uitspraak voor alle soorten misdrijven?
Het Hof benadrukte in dit arrest sterk de context van misdrijven tegen kwetsbare minderjarigen. Hoewel de principes algemeen zijn, is het de vraag of de rechtspraak even soepel zou zijn voor andere, minder ernstige misdrijven zonder een dergelijk kwetsbaar slachtoffer.
Conclusie
Het arrest Helme t. Estland toont aan dat het recht zich aanpast aan de realiteit van de digitale samenleving. Het EHRM geeft opsporingsdiensten de nodige ruimte om online criminaliteit effectief aan te pakken, maar bakent die ruimte ook duidelijk af. De passieve rol van de undercoveragent blijft de ultieme waarborg tegen misbruik en willekeur.
